wel de legenda er soms deel van uit maakt. Net als in
strips worden, in A3, veelvuldig tekstballons gebruikt.
Voorbeeld 1 (figuur 3) toont siechte ballons, voorbeeld
2 een goede en meertalige versie, voorbeeld 3 een
variant.
Het gebruik van begeleidende tekst heeft als nadeel dat
taalbarriöres in de kaarten worden ingebouwd. Hier-
door verliezen deze deels hun funktie als universeel
kommunikatiemiddel; voor deelpopulaties zal het
kaartwerk nu minder toegankelijk worden. Oplossing
van dit probleem kan zijn meertalige kaartversies
maken of verwijzen naar een los bijgeleverde meer
talige tekst.
Afhankelijk van de financiele middelen is de mogelijk-
heid geboden te illustreren met behulp van foto's, zo-
als in het voorbeeld uit Amsterdam (A3, 1984, figuur
4). Het voordeel hiervan is de grote herkenbaarheid
van de situaties voor de lezer. Een leuk detail bij dit
voorbeeld is de mengvorm tussen een plattegrond en
een perspectivische tekening (hierop wordt ingegaan
in de volgende paragraaf).
Tot dusverre is weinig vermeld over het kleine A5-
formaat en de grote poster, c. q. vouwbladvorm.
Duidelijk zal zijn dat op het laatstgenoemde grote for-
maat aan ideale condities is voldaan om goed karto-
grafisch werk te kunnen leveren. Door de geringe hoe-
veelheid voorbeelden is nadere beschouwing achter-
wege gebleven. Minder goed tot het afbeelden van
kaarten leent zieh het kleine A5-formaat. De beperkte
omvang van het werk laat weinig ruimte voor voldoen-
de tekst en een uitgebreide tekening. Vaak handelt het
hier om goedkoop vervaardigd materiaal, waarin de
kaart meer een illustratieve rol vervult dan het leve
ren van een planoverzicht.
Verwijzen naar begeleidende tekst. Het doorvoeren
van een kaart/tekst-scheiding kan een alternatief zijn
voor het maken van meertalige kaartversies. Door
scheiding hoeft dan alleen de tekst meertalig te wor
den uitgevoerd in een losse vorm. In de praktijk wordt
deze vorm niet toegepast.
De kaartrand. Voornamelijk bij meer op zichzelf
staande kaarten is het onontbeerlijk rand-informatie
op te nemen. Hieronder wordt verstaan het aangeven
van een schaal, een datum en bijvoorbeeld een auteur.
In slechts een klein aantal van de kaarten in het voor-
beeldmateriaal is er sprake van opname van deze
soort informatie. Randinformatie kan het beste onop-
vallend deel uitmaken van het beeld. Een störende,
hieraan gerelateerde, fout is om bij meerdere afbeel-
dingen van 6ön gebied de schaal of orientatie te vari'e-
ren zonder dit aan te geven.
Het grafische beeld
Het betreft hier het grafische beeld zonder de tekst;
grofweg mag men stellen dat het nu gaat om de seman-
tiek en de syntaxis van de grafische beeldtaal.
Herkenning van het beeld. Een beeidende weergave
van de werkelijkheid vergroot de kans op herkenning
van het weergegevene. Ikonische tekens, maar vooral
perspectivisch tekenen verminderen het abstracte
karakter van veel kaarten. De beeldhoek van vogels
(vogelvluchtperspectief) toont de lezer huizen en Stra
ten op een meer vertrouwde manier dan een platte
grond. Rotterdam levert veel in perspectief gemaakt
werk af op A3-formaat.
Een nadeel van perspectivisch afbeelden is dat door
het drukkere beeld minder mogelijkheden overblijven
tot het weergeven van extra informatie. Terugvallen
op begeleidende tekst is dan nodig, met alle bezwaren
van dien.
Een tweede nadeel van het vogelvluchtperspectief is
dat huizen zo worden afgebeeld dat delen ervan voor
het oog onzichtbaar zijn. Vaak ziet men alleen voor-
en bovenaangezichten, terwijl achterkanten in de
beeldschaduw wegvallen. Een minder totaalbeeld dus
en een feitje dat voor de bewoners van juist die panden
een bezwaar kan vormen.
Figuur 7D toonde als laatste een plattegrondkaart. Dit
type biedt de kartograaf betere mogelijkheden informa
tie visueel benadrukkend te vertalen, dat wil zeggen
redundant te werken. Door oprasteren en varieren van
lijndikten kan visueel hierarchie in het beeld worden
gebracht. Deze techniek ziet men echter te weinig toe
gepast!
Redundant werken betekent dat de in de kaart te code-
ren informatie-hoeveelheid afneemt. Dit omdat de in-
formatielast van een kaart, bij anders te druk worden
van het beeld, beperkt is. Het totaal aan in de kaart
te coderen inhoud is namelijk gelijk aan de gecodeer-
de informatie-hoeveelheid plus redundante inhoud plus
ruis. Te zwaar belasten van het beeld, door te veel
inhoud en te veel benadrukken, leidt snel tot een zoge-
heten 'Information overkill'.
Daar tot op heden geen bevredigende methoden bestaan
om de informatiehoeveelheden in een beeld te meten,
blijft toetsing hier achterwege.
Vormen herkennen is bij kaartlezen, net als in waar-
nemen van de werkelijkheid, zeer belangrijk. Het
perspectivische beeld is overzichtelijk door de een-
voud van vormherkenning. Plattegronden, de abstrac-
ter vormgegeven kaart, steunen wat dat betreft vooral
op opname van typerende objektvormen, straatpatro-
nen en lokale naamgevingen.
Daar de kaarten in de stadsvernieuwingsvoorlichting
dienen te zijn afgestemd op doelgroepen, moet ver-
gaand uniformeren en symboliseren van de tekens in
het beeld worden nagelaten. Het symboolgebruik kan
het beste worden beperkt tot die situaties waarin de
symboliek voldoet aan het verwachtingspatroon van de
kaartlezer. Veel gebruik van Symbolen verplicht tot
opname van een legenda, terwijl gebruik van redun
dante en ikonische tekens de keuze hiertoe openlaat.
Kleurgebruik. Bijna 92% van het kaartmateriaal is
uitgevoerd in zwart-wit (of 66n kleur met een witte
achtergrond)iets meer dan 2% in zwart-wit plus ödn
kleur, en 6% in zwart-wit met meerdere kleuren.
Het bijna ontbreken van kleurgebruik moet gezet wor
den naast het feit dat kleuren voor vele mensen het
materiaal aantrekkelijker maken. De toepassing van
kleurrijk materiaal blijft vooral beperkt door de hoge-
re kosten die ermee gepaard gaan. Inhoudelijk gezien
met betrekking tot de informatie-overdracht zijn kleu
ren minder belangrijk, omdat verschillen in kleur-
waarneming tussen mensen kunnen leiden tot verschil
len in interpretatie van het weergegeven beeld. Kleur-
zien is namelijk afhankelijk van de persoon en diens
leesomgeving. Een bezwaar waaronder zwart-wit of
beperkt kleurweergave minder heeft te leiden.
KT 1984. X. 4
67