Voor de schrijfwijze van de namen
zijn zoveel mogelijk de duitse exo-
niemen gebruikt, met tussen haak-
jes bij de grote plaatsen de lokale
equivalenten (Arnheim-Arnhem).
Beide namen zijn in het 42 pagina's
teilende register terug te vinden.
Dat register bevat ongeveer
25. 000 namen die steeds verwijzen
naar de kaart met de grootste
schaal waarop de betreffende naam
voorkomt.
De politieke kaarten geven een
staatkundig overzicht van alle we-
relddelen en de beide Duitslanden.
In series kaarten wordt de ontwik-
keling getoond van Europa (1914-
1937-1980), Afrika (1914-1981) en
Azie (1914-1981). Qua uiterlijk zijn
ze minder opvallend dan de topo-
grafische kaarten, in gekleurde
vlakken en met gekleurde biezen
(voor respektievelijk zelfstandige
staten en koloniale gebieden), de
staatkundige situatie weergevend.
Op de kaart van Duitsland staat
overigens de Markerwaard al als
ingepolderd aangegeven.
Het is een geweldige opgave ge-
weest om op dergelijke kleine
schalen en in dit zakformaat een
atlas van de gehele wereld uit te
geven die qua informatie-aanbod
niet onderdoet voor grotere broe-
ders. Een poging die terecht als
zeer geslaagd mag worden bestem-
peld. Slechts op een enkele plaats
is te zien dat een kaart bestaat uit
een montage van bladen. Een knap
stukje kartografie, zijn prijs meer
dan waard.
A. van Slobbe
Ferdinand MAYER, Petro Atlas -
Erdöl und Erdgas. Braunschweig:
Westermann, 1982. 29x22,5 cm,
148 p, 69 kaarten, register.
ISBN 3-14-509010-0. Prijs DM.
98, -.
Deze derde editie van wat eerder
de Weltatlas Erdöl und Erdgas
heette, is een gezaghebbend werk
dat in elke referentie-bibliotheek
thuishoort. De kaarten uit deze at
las worden ook elk jaar opgenomen
in de International Petroleum Ency-
clopaedia. Dat is enerzijds een ga-
rantie voor het up-to-date zijn van
de gekarteerde informatie; anders-
zijds is het een erkenning van de
goede grafische conceptie van deze
nu reeds klassieke atlas: vooral
het consequente kleurgebruik en
de verantwoorde generalisatie zijn
goede voorbeelden van het technisch
kunnen van de ontwerper, hoogle-
raar in de Thematische Kartografie
in Trier en van de Kartografische
Afdeling van Westermann.
Elke activiteit is kleur-gecodeerd:
alles wat met de winning en het
transport van aardolie te maken
heeft, inclusief de namen van de
velden, is groen aangegeven; alles
wat op aardgas betrekking heeft is
rood. Raffinaderijen hebben een
paarse kleur, evenals de produkten-
leidingen. Tankerterminals, de
LNG-verschepingspunten en de
ondergrondse opslag van aardolie
en aardgas hebben hun eigen Sym
bolen. De kaarten hebben een rüs
tige basistint, met voor de pijplei-
dingen en verbreiding der velden
relevante weergave van het reliöf
door schaduwering.
De begeleidende teksten zijn mede
verzorgd door medewerkers van
ESSO AG in Hamburg. Ze beschrij-
ven de ontwikkeling van de produk-
tie in elk land, en geven daar ook
recente cijfers over.
De oorlog tussen Iran en Irak wordt
wel in deze teksten vermeld, maar
heeft nog geen weerslag op het
kaartbeeld gehad. De havens en
velden in Iran dragen zelfs nog hun
door de Reza-dynastie gegeven na
men - doch het kan best zijn dat
men in de olie-industrie aan deze
eenmaal gegeven namen vasthoudt.
De trend om weer met kleinere
tankers te opereren blijkt nergens;
Bantry Bay, als distributiepunt
voor met Supertankers aangevoerde
olie reeds gesloten, prijkt nog
steeds op de kaart.
Het enige wezenlijke bezwaar dat
men tegen de kaarten kan hebben,
is het grote aantal verschillende
schalen van de kaarten. Dat is
daarom te betreuren omdat hier-
mee de vergelijkingsmogelijkheid
tussen verschillende gebieden met
betrekking tot de infrastructuur van
olieprodukten- en aardgasleidingen
onmogelijk wordt, bijvoorbeeld tus
sen Europa (1:10 miljoen) en Noord-
Amerika (1:18 of 1:6 miljoen). Wat
al het overige betreft is het een
schoolvoorbeeld van een goed ge-
concipieerde thematische atlas.
F. J. Ormeling
HANDBOEK GRAFISCHE COMMU-
NICATIE. Deventer: Van Loghum
Slaterus, 1981. Prijs f 195,
(excl. jaarlijke aanvullingen).
Losbladig in drie banden.
Na herhaalde pogingen is het zover
dat er een Handboek Grafische
Communicatie is versehenen, een
produktie van de uitgever in sa-
menwerking met de redaktie van
Compres, vaktijdschrift voor gra
fisch management.
Doel van het boek is "het bevorde
ren van de communicatie tussen
de bedenkers, ontwerper s, gebrui-
kers van drukwerk en de producen-
ten er van" door het geven van in-
formatie over de grafische indus-
trie (grafische technieken, organi-
saties en bedrijven).
In 1981 verscheen de eerste afleve-
ring van het Handboek in een los-
bladige uitvoering. Sindsdien ver-
schijnen elk jaar enkele aanvullin
gen om het boek te kompleteren en
om het up-to-date te houden. Wan-
neer het Handboek is voltooid zal
het bestaan uit de volgende delen:
A. De grafische communicatie,
B. Vormgeving van drukwerk,
C. Het managen van drukwerk,
D. De techniek, E. Zelf drukwerk
maken, F. De kosten van druk
werk en G. Hoe zit de grafische
wereld in elkaar.
Elk deel is opgebouwd uit een aan
tal artikelen van terzake deskundi
ge auteurs. Zoals in het boek
wordt gesteld is het maken van
drukwerk een gecompl iceerde
zaak geworden: het grafische pro-
duktieproces is uiteengevallen in
een reeks deelgebieden (o. a. zet-
ten, plaatmaken, binden, speciali-
satie in soorten drukwerk) wat een
overzicht als in het Handboek ge
geven, nodig maakte.
Deel A, De grafische communica
tie, heeft een algemeen karakter
en vormt een inleiding op de rest
van de inhoud. Het handelt over de
geschiedenis van de grafische com
municatie en over het grafisch
produkt als communicatiemiddel
nu, vroeger en mogelijk in de toe-
kom st.
In het volgende deel, Vormgeving
van drukwerk, wordt op de grafi
sche zaken verder ingegaan. Het
maken van drukwerk begint met
vormgeving en enkele van de be-
langrijkste componenten daarbij
zijn letters en kleuren. Deel B be-
staat op dit moment uit artikelen
over de fundamentele eigenschap-
pen van letters, de letter Times,
typografische maatsystemen (waar
in een pleidooi wordt gehouden
KT 1984. X. 4
83