»V
Z7 /O
3. teken- en constructiehulpmiddelen bij presen-
tatievoorbereidingen;
b. technische aspecten
1. gebruik van dezelfde digitale informatie voor
verschillende doeleinden;
2. uniformering in inwinning en gebruik van digi
tale informatie;
3. kwaliteitsverbetering en kwaliteitsbeheersing
van (digitale) gegevens met behulp van preci-
sie, betrouwbaarheid en foutenopsporing);
c. ergonomische aspecten
1. verbeterde communicatie tussen mens en ma
chine met behulp van IGS (min of meer een
'teruggang' naar een meer natuurlijke proces-
gang op basis van grafische interactie);
2. de sturing door de mens van het systeem als
overheersend element;
3. een duidelijker procesgang bi] de invoering van
grafische Systemen, waardoor de acceptatie
van deze technologie door betrokkenen beter
wordt.
Fotogrammetrie
Digitaliseren
Digitale
Gegevens
GEGEVENS INWINNING
GEGEVENS
OPSLAG
I GEGEVENS VERWERKING I
Schijven
Banden
W/WM
GEGEVENS MANIPULATIE
1
GEGEVENS PRESENTATIE
Tekenautomaat
Figuur 1.
De ontwikkeling naar IGS
van Computers pas goed op gang. Eön probleem bleef
echter bestaan en moest via een moeizame weg wor
den uitgevoerd: het aanbrengen van correcties. In het
midden van de 70-er jaren werden de eerste IGS-
systemen in gebruik genomen; hoofdzakelijk als on-
dersteuning van het tekenproces in de kartografie.
Intussen ging de ontwikkeling van IGS-systemen zieh
meer en meer richten op de inzet in een informatie-
systeem waarbij de deelprocessen meten, rekenen,
opslag en tekenen in meer of mindere mate getnte-
greerd werden.
Het raster-vector principe in
IGS-apparatuur
Er bestaan twee werkwijzen in de computer-karto-
grafie:
- vectorverwerking (zoals in de CAD-techniek)
- rasterverwerking (gebruikt bij beeldverwerking).
In principe kunnen raster- en vectorinformatie de
zelfde bewerkingen ondergaan. De werkwijze ver
schilt echter. Een element in vectorvoorstelling
wordt bepaald door coördinaten (bdn stel voor een
punt, twee stel voor een lijnstuk - coördinaten van
begin- en eindpunt - en een serie stellen voor een
gebroken lijn of een omtrek van een oppervlakte-
element - elk stel een (knik-)punt in de lijn voorstel-
lend). In rastervoorStelling wordt een punt aangeduid
met öön rasterelement (dat op de kaart een grootte
van 10 m kan hebben en meestal de vorm heeft van
een Vierkant) terwijl een lijn wordt aangeduid met een
serie aaneensluitende rasterelementen (ook wel
'pixels' genoemd) en een oppervlakte-element met
alle rasterelementen binnen die oppervlakte (fig. 2).
Lijn-of vector - struet uur
Raster - struetuur
Oorspronkelijk bestond de computerondersteuning in
de kartografie uit de inzet van nauwkeurige automati
sche tekentafels. De eerste waren alleen in Staat op
punten te 'prikken' voor de vervaardiging van een
ruitennet. Maar al spoedig kwam de mogelijkheid om
ook lijnen te tekenen. Met de ingebruikname van digi-
taliseertafels (coördinatenlezers) kwam het gebruik
Figuur 2. Gegevensstrueturen.
Heden ten dage is het vrij eenvoudig om vectorinfor
matie om te zetten in rasterinformatie, zowel met
behulp van programmatuur als apparatuur. Verschil
lende methoden om gegevens in rastervorm om te
zetten in een vectorvoorstelling zijn ontwikkeld in de
KT 1985. XI. 1
13