om welke lijn het gaat. Bij elke actie van de Opera teur zal het systeem om de noodzakelijke informatie vragen alvorens de actie feitelijk uitgevoerd wordt, vandaar dat men spreekt van interactief grafisch werken. De verschillende bewerkingen worden aangevraagd via een functietoetsenbord of via een menu. Bij een functietoetsenbord geeft iedere toets 66n bewerking (functie) door aan het systeem die moet worden uit gevoerd. Bij een menu gaat het om een (menu-)kaart waarop alle bewerkingen zijn afgebeeld in hokjes. Door het aanwijzen van zo'n hokje met behulp van de 'cursor' en het intoetsen van de commandoknop (ter indicatie dat een functie wordt gevraagd en niet een coördinaatpunt op het beeldscherm of op de digitali- seertafel, dat met de 'data'-knop wordt aangewezen) wordt de betreffende functie geactiveerd. Meestal kunnen alle functies ook geactiveerd worden door een acroniem in te toetsen op een normaal toet- senbord bijvoorbeeld DEL voor het verwijderen ('DELETE') van een grafisch element. Het invoeren van numerieke informatie, zoals meetcijfers, ge- schiedt meestal ook via een normaal toetsenbord (vergelijkbaar met dat van typemachines). Programmatuur. De programmatuur (Software) vormt een wezenlijk onderdeel van een interactief grafisch systeem. Alle functies worden met behulp van Software toegepast. De gebruiksmogelijkheden - en daarmee het comfort en de acceptatie - worden bepaald door de program matuur (dat wil zeggen hoe gemakkelijk een gebrui- ker functies aan elkaar kan rijgen met eigen Software en hoe gemakkelijk nieuwe functies kunnen worden toegevoegd) Bij de programmatuur zijn drie soorten te onderken- nen: - systeemprogrammatuur - grafische basisprogrammatuur - gebruikersprogrammatuur. Systeemprogrammatuur. Daaronder verstaat men de basissoftware die nodig is voor elk Computer systeem waaronder: programma- vervaardiging en vertaling in machinetaal (compile- ren en 'linkage'), om gegevens te wijzigen ('edit') en voor de behandeling van gehele bestanden ('files' of 'data sets') van gegevens ('copy', 'delete', 'move', 'backup' - respectievelijk voor het kopieren, verwij deren, verplaatsen, het vervaardigen van reserve bestanden, enz. Grafische basisprogrammatuur. De grafische basisprogrammatuur is in het algemeen in te passen tussen de systeemprogrammatuur en de applicatie (gebruikers) programmatuur. Zij bevat al le belangrijke functies, die nodig zijn voor het com- fortabel interactief werken. De grafische programmatuur verzorgt de communica- tie tussen het grafische deel van het interactief gra fisch systeem en de besturingscomputerbouwt een zgn. 'display file' op (een deelbestand voor de afbeel- ding op het scherm), bevat de grafische basisfuncties en controleert de fysieke apparatuurbediening (welke knop werd ingedrukt en vraagt om welke actie?). Grafische beStandsstructuur. Elementen in een bestand ten behoeve van grafische toepassingen bevatten informatie over: - type (cirkel, ellips, lijnstuk, gebroken lijn ('line string'), Vierkant, rechthoek, tekst, oppervlakte- element, puntelement, enz.); - geometrie (grootte, richting, afstand); - grafische voorstelling (lijntype, symboliek); - relatie naar andere elementen of objecten (inclusief de verwijzing naar waar die elementen/objecten in het bestand te vinden zijn of waar in een ander be stand) - attributen (andere beschrijvingen als boven aange- geven zoals bijvoorbeeld topografische beschrijving, de waar de, enz. Met behulp van deze beschrijvingen, die ieder afzon- derlijk benaderbaar zijn of in groepen met gelijke eigenschappen, is het mogelijk een volledige kaart te genereren. Functies voor grafische operaties. De grafische basisfuncties bestaan uit het genereren, identificeren, kopieren, wijzigen, selecteren, combi- neren en verwijderen van grafische elementen. Meestal wordt daaraan toegevoegd het manipuleren met delen van een 'display file' (basisfuncties zoals boven aangegeven maar dan toegepast op een vooraf aangegeven gebied) en het opdelen van de informatie in lagen (vergelijkbaar met de inhoud van transparante kaarten)die in elke willekeurige combinatie zijn af te beeiden. Tendensen in de ontwikkeling en toepassing Naast een grotere reken- en opslagcapaciteit zal vooral de introductie van '16' en '32 bits' micropro- cessoren ertoe leiden dat parallelle verwerking zowel in het rekensysteem als in het grafische systeem wordt toegepast, waardoor snellere responstijden worden verwacht. Door toepassing van microprocessor- en chip-tech- niek zullen meer kleinere Systemen worden gebruikt die onderling met elkaar of alle met een grotere re- keneenheid worden verbonden, waardoor een zgn. LAN ontstaat ('Local Area Network' - een netwerk van Computer Systemen). Daardoor wordt de commu- nicatietechniek van belang. Een bijkomende factor in de ontwikkeling naar kleine re Systemen is de bereikbaarheid van dergelijke Systemen voor minder draagkrachtige instanties en de mogelijkheid van een meer voorzichtige start van digitaal grafisch werken met een minder groot af- breukrisico van de investering. Technisch gezien zal de ontwikkeling zieh richten op een hoger oplossend vermögen en de grootte van het beeldscherm alsmede de invloed van de toepassing van kleur. Ook zal de raster-vectorconversie nog lange tijd de aandacht krijgen. Ontwikkeling van nieuwe massa-opslagmedia als de DOR (Digitaal Op tische Recorder) en video-technieken voor scanning en opslag, kan ook belangrijke verschuivingen geven. Daarin speelt de opgedane ervaring bij beeldverwer- king een belangrijke rol. Door de veelheid van mogelijkheden op de IGS-appara- tuur bestaan er ook de gevaren van een overdadige toepassing. Door de eenvoudige 'schaal-onafhankelij- ke' toepassing -men kan immers zo ver uitvergroten als men wil - bestaat de neiging td precies te gaan werken, waarbij het doel van de bestandsbewerking 16 KT 1985. XI. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 18