-
Bespreking van een GEKAART-job
In figuur 4 zijn de kartogrammen van een viertal
modes afgebeeld. Om een indruk te geven van de
wijze, waarop een kartogram tot stand komt, volgen
nu de commando' s die voor het tot stand brengen van
afbeelding 4b nodig zijn:
1.
MODE
SHACIR
2.
PLOTSIZE
15
3.
LINEWIDTH
2
4.
SPECIAL
5.
NU MS HADES
5
6.
NUMLINES
1,1,2,1,2
7.
ANGLES
0,90,90,0,0,90,0,90,0,90
8.
DISTANCES
0. 10,0. 08,0. 06,0. 035,0. 015
9.
ENDSPECIAL
10.
MAINLABEL
GEKAART: DEMONSTRATIE
MODE SHACIR
11.
BOTTOMLABEL
BRON: C. B. S.
12.
LEGENDLABEL
OMVANG EN SAMENSTEL
LING
13.
VAN DE BEVOLKING PER
1-1-1980
14.
NUMCLASS
5
15.
C LIMITS
0. 0,7. 5
16.
CLABELS
1, 0. 0 - 1.5
17.
2, 1. 5 - 3. 0
18.
3, 3. 0 - 4.5
19.
4, 4.5 - 6.0
20.
5, 6. 0
21.
QUALABEL
PERCENTAGE NIET-
NEDERLANDERS
22.
SIZELABEL
AANTAL INWONERS (x 100)
23.
DIAMETER
1. 2
24.
FORMAT
(F3. 0,48X, F6. 0,2X, F6. 2)
25.
FINISH
Körte toelichting op de commando's in de job:
1. Met het MODE-commando geeft men het type
kartogram aan dat men wenst te maken. De
oppervlakte van de cirkel geeft het aantal
inwoners weer en de arcering van de cirkel
het percentage niet-Nederlanders.
2. Specificeert de hoogte van het plotje.
3. Specificeert de dikte van de te plotten lijnen.
4-9. Met deze speciale commando's worden het
aantal arceringen van zeven (standaard) tot
vijf teruggebracht en geherdefinieerd.
10-13. Dienen om labels in de kaart te laten plotten.
Men vindt ze gemakkelijk terug in het karto
gram B in figuur 4.
14. Specificeert dat bij het kenmerk 'percentage
niet-Nederlanders' een indeling in vijf Mas
sen gebruikt wordt. Positief getal: klassen
van gelijke breedte (negatief: ongelijk).
15. Specificeert een onder- en bovengrens van
de klasse-indeling. Dit bereik wordt in vijf
gelijke delen gesplitst.
16-20. Specificeert na het =-teken eerst per klasse
de te gebruiken arcering en daarna (na de
komma) het label van de klasse.
Doordat niet van de standaardarceringen ge-
bruik wordt gemaakt, ligt het voor de hand
om hetzelfde nummer voor de klasse en de
arcering te gebruiken.
21-22. Specificeert de omschrijving van de kenmer
ken.
23. Specificeert de diameter van de grootste
cirkel.
24. Geeft aan op welke wijze het gebiedsnummer
en de twee kenmerken van het statistisch
bestand moeten worden gelezen.
25. Sluit de reeks commando's af.
De commando's voor deze job kan men aflezen uit
figuur 2 als men het van boven naar beneden doorloopt.
Men behoeft niet steeds alle commando's uit een blok
te gebruiken. Bij na alle commando's die men bij de
MODE SHACIR kan toepassen zijn ook gebruikt.
Belangrijke uitzonderingen zijn MAPLABEL, MAP
LIMITS, SHADES en DENSITY. De eerste twee zal
men zelden gebruiken aangezien deze informatie vrij-
wel steeds op de eerste regels van het kartografisch
bestand vermeld Staat. Het MAPLABEL is in dit
voorbeeld: Nederland in COROP-gebieden.
Deze tekst is ook in de plot te vinden. MAP LABEL
en MAPLIMITS zijn alleen van belang als men iets
wil veranderen, bijvoorbeeld het label van de kaart
bij het gebruik van een vreemde taal.
De commando's SHADES en het door ons gebruikte
CLABELS zijn uitwisselbaar. Het commando
SHADES 1,2,3,4,5 levert vrijwel hetzelfde resul-
taat als CLABELS. De berekende klassegrenzen wor
den nu geplot en de lay-out wordt zo iets minder fraai.
Het DENSITY-commando is overbodig als men de
arceringen zelf definieert.
Het produceren en wijzigen van
kartografische bestanden
De produktie van een kartografisch bestand doorloopt
de volgende stadia:
1. het digitaliseren van
- de gebiedsmiddelpunten,
- de knooppunten van de grenslijnen en
- de punten op de grenslijnen;
2. het vervangen van de punten op de eindpunten van
de grenslijnen door de knooppunten (op deze wijze
bereikt men dat de lijnen op elkaar aansluiten);
3. de vorming van het kartografisch bestand; de om-
trek van een gebied wordt samengesteld uit de
grenslijnen; merk op, dat men op deze wijze be
reikt dat de gemeenschappelijke grenslijn tussen
twee aangrenzende gebieden in beide gebiedsom-
trekken werkelijk hetzelfde is.
Voor het aktualiseren van kartografische bestanden
zijn afzonderlijke programma's beschikbaar, waar-
mee men de volgende taken kan verrichten:
- selektie van gebieden uit een kartografisch bestand,
- het uitvoeren van gelijkvormigheidstransformaties
op koördinaten (translatie, rotatie en herschaling)
en
- rekonstruktie van grenslijnen uit omtrekken.
Er is ook een programma beschikbaar, waarmee men
gebieden kan samenvoegen tot grotere eenheden.
Technische sp e c if ikat ie s
Het GEKAART-programma is geschreven is stan
daard FORTRAN77.
Het specifikatiedeel van het FORMAT-commando
dient de regels van deze taal te volgen. GEKAART is
voor het plotten afhankelijk van de Calcomp-subrouti-
nes PLOT, SYMBOL en NUMBER. Het programma
30
KT 1985. XI. 1