lijkheden opgespoord kunnen worden.
Ruimtelijke interpolatie is een techniek die gebruikt
wordt om puntwaarnemingen om te zetten in gebieds-
kenmerken. Een van de meest bekende toepassingen
is het bepalen van hoogtelijnen uit digitale terrein-
modellen, maar ook kaarten van luchtverontreinigings-
hinder of grondprijzen berusten vaak op deze techniek.
Lokale omgevings Operatoren zijn typische operaties
op gridcel- of 'pixel'kaarten. Er wordt gekeken naar
de omgeving van een gridcel, bijvoorbeeld een blokje
van 3x3 cellen, en op grond van de kenmerken van de
omgeving wordt een nieuw kenmerk of nieuwe waarde
berekend. Deze methode, in bepaalde gevallen als
'filtering' aangeduid, maakt het mogelijk randzones
van gebieden te vinden en indicatoren voor de homo-
geniteit van een gebied te ontwikkelen.
Route zoekers geven de mogelijkheid om tussen twee
gegeven gr ideellen een verbinding te vinden die aan
bepaalde voorwaarden voldoet, zoals minimalisatie
van strafpunten of kostenfactoren. Die strafpunten of
kostenfactoren zijn middels andere programma's be-
paald en leveren een bepaalde waarde per gridcel op.
Een route zoeker kiest dan een route die bijvoorbeeld
de laagste totale waarde oplevert waarbij als extra
beperking bijvoorbeeld een maximale omweg opgege-
ven kan worden. Deze methode wordt onder meer ge
bruikt bij traedkeuzes van wegen en hoogspannings-
leidingen.
Een groot aantal ruimtelijke bewerkingen berust op
een combinatie van methodes. Ze zijn in principe
gebaseerd op concepten en hypothesen die vanuit het
vakgebied van de eindgebruiker geformuleerd zijn,
die bepaalde parameters wil meten voor zijn pro-
bleemanalyse of die een modelachtige benadering wil
toepassen om een ontwerpoplossing te testen.
Kartografische aspecten
Hoewel praktische voordelen er toe leiden dat er nog
steeds veel regeldrukkerkaarten gemaakt worden, is
er allang geen reden meer gridcelkartografie te as-
soeiören met siecht gereprodueeerde, moeilijk lees
bare, verkleinde regeldrukkeruitvoer. Een scala aan
geavaneeerde randapparaten staat ter beschikking om
een hoger kwaliteitsniveau te bereiken, waarbij hoge-
re kwaliteit natuurlijk wel hogere kosten betekent.
Een van de belangrijkste verbeteringen is de 'dot
matrix printer', een afdrukeenheid die letters drukt
als een combinatie van zwarte puntjes. Bij de meeste
dot matrix printers zijn de stippen programmeerbaar
en daarmee kan dan al een veel betere kwaliteit kaar
ten gemaakt worden, waarbij de gridcellen ook zonder
'kieren' (zoals bij echte regeldrukkers) kunnen aan-
sluiten. Elektrostatische printer/plotters hebben
soortgelijke mogelijkheden. Verder zijn er 'dot ma
trix printers' met kleurenlinten die direct kleuren-
kaarten leveren. Voor kleurenkaarten is ook de ont-
wikkeling van 'inkjet plotters' (die met computerge-
stuurde minieme inktstraaltjes werken) van belang:
de prijs er van daalt nog voortdurend. Aangezien de
inkt niet mag opdrogen in de spuitkoppen hebben de
meeste inkjet plotters door de gebruikte oplosmidde-
len nogal fletse kleuren.
Tenslotte is er een veelheid aan goedkope penplotters
die het mogelijk maakt kaarten met arceringen te
maken (bijvoorbeeld geschiktheidsklassen op een topo-
grafische ondergrond).
In de interactieve sfeer werkt de gebruiker van een
modern Software pakket aan een grafische terminal,
meestal met kleuren, en met resoluties van 400x600
tot 1000x1200 beeldpunten, waarbij er een duidelijke
tendens naar goedkope 700 x 1000 schermen te bespeu-
ren is (een 700x1000 scherm heeft 700 'lijnen'; een
televisietoestel 525).
Bij alle mogelijke verbeteringen van kartografische
uitvoeringskwaliteit dient overigens niet vergeten te
worden dat het accent bij vakwetenschappelijke ruim
telijke gegevensverwerking ligt op gebruikskartogra-
fie.
De onder zoeker of ontwerper maakt met de Computer
als het wäre 'geannoteerde' kaarten, te vergelijken
met het tekenen van cirkels en lijnen met allerlei kleu
ren viltstift op kaarten of transparante overlays in de
conventionele aanpak. Op een eerste niveau zijn dat
alleen kaarten voor eigen gebruik. Op een tweede ni
veau zijn er kaarten voor communicatie met vakgeno-
ten, waarbij gebruik gemaakt kan worden van een
kartografisch jargon dat voor de gemiddelde kaartge-
bruiker wellicht even onbegrijpelijk is als het jargon
uit wetenschappelijke artikelen voor de belangstellen
de lezer. (Als we kaartgebruiker door kartograaf en
lezer door neerlandicus vervangen hebben we tevens
een indicatie van de ambivalente verhouding tussen dit
soort kaarten en de kartografie. Op het derde niveau
tenslotte worden kaarten gemaakt voor het gebruik in
rapporten voor een breed publiek. Daarbij wordt wel
eens te makkelijk gedacht dat de kaartjes die goed
genoeg zijn voor niveau twee ook wel voor dit soort
toepassingen te gebruiken zijn. Overigens wordt dat
soms ook bewust gedaan om de lezer te imponeren op
dezelfde wijze als waarop in veel rapporten ook ten
onrechte jargon gebruikt wordt in plaats van argumen-
ten.
De kaarten, die als illustratie bij dit artikel gevoegd
zijn, zijn voorbeelden van niveau dön en twee. De be-
doeling is een beeld te geven van kaarten zoals die op
dit moment voor en door vakgenoten gebruikt worden.
De eerder genoemde voortdurend verbeterde uitvoer-
mogelijkheden doen wel verwachten dat ook dit soort
gebruikskartografie steeds beter zal gaan ogen.
Maar door het eigen karakter van vakkartografie zal
het toch ook een eigen ontwikkeling blijven volgen.
Situatie in Nederland
Het gebruik van gridcelpakketten in ruimtelijke gege-
vensverwerkingen is in Nederland nog steeds inciden-
teel van aard.
Er zijn een paar pakketten ontwikkeld voor themati
sche kartografie, zoals een regeldrukkerpakket aan
de Rijksuniversiteit Utrecht (Van der Weiden et al,
1974) en MERCATOR aan de Katholieke Universiteit
Nijmegen (Van Naelten en Sazda, 1979).
Voor ruimtelijke analyse wordt er in Nijmegen ge
werkt met het Amerikaanse pakket GMAPS/GCARS
(Linden, 1983) en in Wageningen met MAP, eveneens
van Amerikaanse oorsprong. In de vaktijdschriften
worden af en toe artikelen gepubliceerd waarbij grid-
celverwerking genoemd wordt, onder meer Visser
(1979) en Hengeveld (1982). Gebrek aan goede Software
aan hardwarefaciliteiten en aan voldoende getrainde
deskundigen staan een overgang van fragmentarische
experimenten naar operationele methodes nog steeds
in de weg.
36
KT. 1985. XI. 1