voor wat betreft de Soviet Unie veel te wensen overlaat en omis- sies, fouten en onnauwkeurigheden bevat. In het onderstaande wordt een aantal punten van Postnikov's bespreking samengevat, niet zo- zeer om Tooley's werk omlaag te halen dan wel om nog eens aan te tonen hoe riskant het toch is bron- nen te gebruiken van landen wier taal en schriftsystemen men niet beheerst. Het is merkwaardig dat Tooley zieh dit niet voldoende heeft gerealiseerd. Wat betreft de omissies meldt Postnikov het volgende. De rus sische geleerde Dokuchayev (1846- 1903)grondlegger van de bodem- kunde, de bodemkaartering en de moderne fysische geografie, is niet genoemd. Niets wordt gezegd van het Russische Aardrijkskundig Genootschap (opgericht in 1845) dat met expedities en kaarteringen van gebieden in Rusland en in Azie een grote naam verwierf. Evenmin wordt informatie verstrekt over drie in Rusland zeer bekende geo- deet-astronomen: Struve (1793- 1864)stichter van het Observato rium in Pulkovo bij het huidige Leningrad en leider van de Rus- sisch-Scandinavische graadmeting in de periode 1816-1855, Tenner (1783-1859), het wetenschappelijk vernuft achter de eerste triangula- tie in Rusland in 1809 en volgende jaren, en van Stebnitsky 1832— 1897) die baanbrekend geodetisch en kartografisch werk verrichtte in de Kaukasus. Ook in de geografische hoek wordt de Russische recensent teleurge- steld. Namen van ontdekkingsrei- zigers zoals van de ook in West- Europa bekende Przewalski 1839— 1888) evenmin als van zijn vakge- noten Kozlov (1863-1935) en Roborovsky (1859-1910), wier ge- zamenlijke studies een omwente- ling in de opvattingen over Cen- traal-Azie teweegbrachten en de grondslag legden voor de juiste kartografische weergave van dit gebied zal men tevergeefs zoeken. Behalve omissies vertoont Tooley's werk fouten en onnauwkeurigheden. De Academie van Wetenschappen te St. Petersburg is niet zoals ver meld in 1726 gesticht door de Franse astronoom Deslisle doch in 1724 door Czaar Peter de Grote. De veelzijdige geleerde Lomono- sov was geen directeur van de Academie van Wetenschappen van 1757-1768, doch hoofd van de geo grafische afdeling van deze Acade mie van 1758-1765. Van diverse andere kartografen zijn geboorte- respectievelijk sterfjaren verkeerd vermeld of wel de namen verhaspeld of ver- minkt weergegeven. Zo komt de in zijn eigen land beroemde Rus sische hydrograaf-kartograaf- staatsman Soimonov (1692-1780), maker van vele kaarten en atlas sen, onder 3 ver schillende namen in het boek voor: Simonov, Soimo nov en Sojmonov. Uit de titels van de achter deze namen vermelde artikelen kan worden geconclu- deerd dat het om bdn en dezelfde man gaat, maar Tooley heeft blijkbaar aangenomen dat hij drie verschillende hydrografen had ont- dekt. Naamsverminkingen als deze zijn toe te schrijven aan de verschillende transcripties die van het cyrillische schrift in om- loop zijn. Publicaties als Tooley's dictionairy - zo besluit Postnikov - die bedoeld zijn om gebruikt te worden in vele landen, zouden be- langrijk in waarde winnen wanneer zij in internationale samenwerking tot stand kwamen met medewer- king van deskundigen uit de Arabi sche, Chinese, Japanse, Russi sche en andere taalgebieden. Bij deze conclusie sluiten wij ons gaarne aan. F. J. Ormeling sr. MINOISCHE FRESCOKAARTEN OP SANTORINI Onlangs heeft professor L. Stegena, Budapest, een voordracht gehouden over een tweetal freseokaarten, aan het licht gebracht bij archeolo- gische opgravingen op het eiland Santorini (Thera) in de Egeische Zee. Zij werden gevonden in de omgeving van het dorp Acrotiriin een nederzetting aan de kust uit de laat-MinoTsche periode, die om- streeks 1500 v. Chr. bij de histo rische uitbarsting van de Santorini- vulkaan bedolven werd door vulka nische as. Aangenomen wordt dat de bewoners de nederzetting zijn ont- vlucht tijdens de uitbarsting. Santorini wordt daarom wel het Griekse Pompeji genoemd. De term freseokaarten wordt hier gebruikt omdat de fresco's een op- vallende gelijkenis vertonen met kartografische afbeeldingen. De eerste is 3,5 m lang en toont een meanderende rivier in een land- schap met exotische planten (pal- men en papyri) en dieren. De ri vier wordt weergegeven door een blauwe kleur tussen zwarte oever- lijnen hetgeen her innert aan soort- gelijke voorstellingen in Egypti- sche dodenboeken. De tweede fresco, 4 m lang, toont een havenstad aan een meanderen de rivier omgeven door een land- schap even exotisch als op de eerste fresco. Uit de haven ver- trekt een groep schepen die koers zetten naar een andere stad gele gen in een heuvelachtig landschap in de verte. De schepen gelijken op Kretenzische of op hedendaagse Egyptische vaartuigen. De voorstellingen op beide fresco's zijn getekend in profiel, zonder perspectief, zoals gebruikelijk op oude Egyptische afbeeldingen. De relieftekening van de heuvels op de tweede fresco komt overeen met die op de bekende plattegrond van de goudmijn in Nubie daterend van omstreeks 1300 v. Chr. Een poging tot topografische identi- ficatie van beide fresco's heeft het volgende opgeleverd. Het oude Acrotiri zou een welvarende stad zijn geweest wier bloei volgens de mening der archeologen was geba- seerd op handel en scheepvaart, met sterke bindingen met Egypte, Kreta en Mykene op de Pelopone- sos. Volgens sommigen werd de Kretenzische overzeese handel verzorgd door schepen uit de archipel der Cycladen waarvan Santorini deel uitmaakt. Voorts wordt aangenomen dat het land schap op de eerste fresco in Noord- Afrika geplaatst moet worden. De stad op de tweede fresco vanwaar de schepen vertrekken zou een ne derzetting in de Nijldelta kunnen zijn, misschien wel het oude Sais. Nergens anders in de streken waarmede Acrotiri relaties onder- hield (Kreta of de Peloponesos) worden Steden aan sterk meande rende rivieren aangetroffen. De stad waarheen de vaartuigen koers zetten wordt getdentifieeerd met Acrotiri. Tenslotte wordt veron- dersteld dat het huis waar de fres co's werden gevonden de woning van een vlootvoogd geweest moet zijn, wiens gestalte men zelfs op het vlaggeschip van het uitvarend flottielje meent te kunnen herken- nen. F. J. Ormeling sr. KT 1985. XI. 2 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 17