Afstemming inhoud en uitdrukkingsmiddelen Om een indruk te geven van het zoekproces van af stemming inhoud/uitdrukkingsmiddel, volgt hierna een beschrijving daarvan rond een viertal belangrijke beleidselementen. 1. Verbeelding stadsgewesten. De discussie rond het begrip stadsgewest heeft zieh na het uitbrengen van de schets '78 nogal op de afba- kening toegespitst. De kartografische weergave (zie figuur 3) vormde hier mede aanleiding toe. Visueel gezien lag door de zwarte begrenzingslijn het accent op de begrenzing, terwijl inhoudelijk het stadsgewest een voorkeursreeks inhoudt: nieuwe activiteiten lie- ver dichterbij dan verder van de centrale stad af loka- liseren. Kartografisch is daarom ditmaal van meet af aan gezocht naar een visueel vloeiender weergave van het begrip stadsgewest: niet een scherpe grens maar een geleidelijke overgang verbeeldt de inhoud van het begrip stadsgewest beter. Figuur 3. Voormalige en huidige verbeelding van het stadsgewest. Mede door de kartografische weergave (tweetraps verloop en zwarte be grenzingslijn) heeft de discussie zieh na het uitbrengen van de schets '78 nogal op de afbakening toegespitst. De grotere nadruk die de huidige schets legt op con- centratie van activiteiten in en nabij de centrale stad van het stadsgewest is kartografisch in een latere fase verbeeld door ook nog een stralenster te intro- duceren. Een bijkomend voordeel van de ontstane dubbele aanduiding is dat wanneer een rasteropname onmogelijk is (in bijvoorbeeld zwart-wit publikaties) het stadsgewest toch afgebeeld kan worden als lijn- opname. 2. Verbeelding open ruimte. Het open-ruimtebeleid sluit nauw aan bij dat voor de stedelijke gebieden. Naarmate een gebied sterker ver- stedelijkt is verdient het open-ruimtebeleid meer aan- dacht. Er bestaat dus enerzijds een afhankelijkheids- relatie tussen de mate van stedelijke druk en ander- zijds de noodzaak om een gebied als open ruimte aan te wijzen, alsook de mate van beleidsinspanning die dit vergt. Om die afhankelijkheidsrelatie te verbeeiden is in de beeldkaart niet volstaan met het aangeven van de aan- gewezen open ruimten, maar is door het introduceren van een in grijswaarde oplopende groengrijze tint de toenemende stedelijke druk in beeld gebracht. Waar die tint het meest donker is, is de noodzaak tot aan- wijzing en een terughoudend beleid voor de bevolkings- groei het grootst. Wat betreft de afbakening van de aangewezen open ruimten kan gesteld worden, dat in gebieden waar de stedelijke druk groter is, afbake- ningskwesties eerder zullen speien. Met andere woor- den, ook de noodzaak tot afbakening is wisselend en afhankelijk van de mate van de stedelijke druk. Door de aangewezen open ruimten door middel van wegge- bleekte lijnen aan te geven op de in grijswaarde ver- lopende ondergrond wordt de variatie in afbakening in beeld gebracht: waar het contrast tussen achtergrond- tint en weggebleekte lijn het grootst is zal een strin- gentere afbakening eerder aan de orde zijn dan waar de weggebleekte lijnen minder uitgesproken naar vo- ren komen. 3. Verbeelding ruimtelijke scheiding tussen stadsgewesten. Het beleid is gericht op de ruimtelijke scheidin: van stadsgewesten door het open houden van gebieden er tussen. Alleen daar waar deze geledingszones onder sterke stedelijke druk staan, en andere beschermende maatregelen onvoldoende zijn, vindt aanwijzing als bufferzone plaats. Daarom bleek het toepasselijker om in de beeldkaart niet de bufferzone zelf aan te ge ven, maar het abstrakte principe van scheiding tussen stadsgewesten aan te duiden om vervolgens op de be- slissingenkaart pas de aangewezen bufferzones aan te geven: in de hoofdkaart door middel van een symbool en in de kolomkaart met de geografische aanduiding. 4. Verbeelding regionale differentiatie. Het streven naar regionale differentiatie van het alge- mene beleid is een reactie op de ervaring dat onver- korte toepassing van de algemene beleidslijnen in alle delen van ons land kan leiden tot nivellering van de ruimtelijke verscheidenheid. Er wordt rekening ge- houden met bestaande regionale verschillen. In dit verband zijn vooral de regionale verschillen die sa menhangen met de mate van verstedelijking van be lang. Op grond hiervan worden drie soorten gebieden onder scheiden: de sterk, de matig en de weinig ver- stedelijkte gebieden. Kartografisch is deze indeling in de kleurschakering rood-oranje-geel vertaald. Door het Ruhrgebied en Antwerpen/Brüssel ook in rood aan te geven ontstaat een referentie tussen de Randstad en deze buitenland- se sterk verstedelijkte gebieden. Aangeven van onderlinge samenhangen De eerste legenda voor stellen voor de beeldkaart wa ren een optelsom van de verschillende ruimtelijke elementen. Deze elementen zijn - inhoudelijk gezien - onderling gerelateerd binnen het samenhangend geheel 24 KT 1985. XI. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 26