waarvan ze een onderdeel zijn. De onderlinge samen
hang kan in beeld worden gebracht door de manier
waarop de legenda is geordend. Een voorbeeld: in
weinig verstedelijkte gebieden worden geen open
ruimten aangewezen aangezien de stedelijke druk
daar zeer gering is. Deze informatie is niet direct
van de kaart zelf af te lezen, maar wordt door de
matrixvormige opbouw van de legenda afleesbaar ge-
maakt. De ordening van de legenda-eenheden geeft op
zieh een mogelijkheid om een extra leesniveau aan te
brengen van waaruit samenhangen blijken die anders
niet overgebracht verloren) zouden worden. Het
risico van een complexe(re) opsomming van de legen
da is wel dat het terugvinden van legenda-eenheden op
zichzelf soms wat minder snel gaat en dat een te gro-
te complexiteit de lezer kan afschrikken. Maar we
moeten ons bewust zijn dat, waar het om een concep-
tie gaat, het accent sterker op de samenhang tussen
de onderscheiden onderdelen moet worden gelegd dan
op het onderscheid tussen afzonderlijke onderdelen op
zichzelf. Accent op samenhang in plaats van onder
scheid betekent, wat de kartografische uitdrukkings-
middelen betreft, dat men meer met schakeringen
dan contrasten zal werken (bijvoorbeeld kleurenreeks
rood-or anj e-geel)
Funetieverandering van de kaart in
opeenvolgende fasen van het
planningproces
Zoals we eerder zagen beslaat de totstandkoming van
de structuurschets een hele reeks stappen. In de ver-
schillende fasen van het proces heeft de beeldkaart
verandering in funeties ondergaan. In de eerste fase
is de kaart een instrument in de interne meningsvor-
ming. Met het maken van de eerste kaarten vinden
toetsing en terugkoppeling van ideeön en uitspraken
plaats. Verbale uitingen worden getoetst op hun ruim-
telijke inhoud. Dit zijn de werkkaarten, meestal ma-
nuscriptkaarten, kaarten die in het planningproces
een belangrijke rol kunnen speien maar die in een la-
tere overdrachtsfase - de fase van presentatie naar
buiten toe - geen rol meer speien. Hier stuiten we op
een opmerkelijk punt: die kaarten die het meest be-
langrijk zijn voor het planningproces zijn meestal
geen kartografische hoogstandjes, ze hebben geen
funetie meer in de externe overdrachtsfase en daar-
mee verdwijnen zij uit het aandachtsveld van de karto-
grafie. Omdat hun status zo ondergewaardeerd wordt
in kartografenland is het soms moeilijk voor de be-
trokken kartograaf het werken eraan als zinvol te er-
varen, tenzij ingezien wordt welke inbreng zij leveren
in het planningproces. Gechargeerd gezegd komt het
erop neer dat de kaart als meningsvormend instru
ment bijna verwaarloosd wordt tegenover de kaart
als presentatiemiddel. Een belangrijk aandachtspunt
voor een werkgroep planningkartografie, lijkt me.
In de externe overdrachtsfase ligt het accent op de
presentatie, de duidelijke leesbaarheid van de kaart
voor de betrokken doelgroep. In het geval van de
beeldkaart die een visie moet overbrengen is het van
belang dat de kaart aanspreekt. De kaart moet wer-
vend zijn. In dit speeifieke geval moet het de lagere
overheden inspireren in hun beleidsuitvoering. Hier
zijn we dan aangeland op het bekende discussiepunt
'mooi of duidelijk': moet de kaart (alleen) duidelijk
zijn of (ook nog) mooi? Ik zou willen stellen dat wan-
neer een kaart een uitgesproken wervende funetie
moet vervullen het 'mooi zijn' (ook) een factor van
belang is. Immers een goed verzorgde kaart zal ze-
ker meer aanspreken dan een lelijke, vieze, slordige
en snel afgeraffelde kaart. Bij de meeste mensen
wekt 'mooi' in de zin van verzorgd meer affiniteit op
dan 'lelijk' in de zin van slordig en dat is een belang
rijk punt waar het gaat om consensusvorming en in-
spirerende werking.
Aanda cht s punt en bij de PKB-kaart
In het PKB-hoofdstuk worden de belangrijkste beslis-
singen, die in de structuurschets genomen zijn, opge-
somd. In tegenstelling tot de beeldkaart waar het zoe-
ken naar de juiste uitdrukkingsmiddelen veel aandacht
vroeg, lag bij het maken van de PKB-kaart het zwaar-
tepunt van de werkzaamheden op het bijhouden van de
stand van zaken rond de voorgestelde beslissingen.
Voor de betrokken kartograaf betekent dit minder ac
cent op grafisch exploratiewerk en meer accent op
het degelijk en continue bijhouden van de stand van
zaken rond het bestuurlijk overleg. Aangezien hij/zij
daar meestal niet direct aan deelneemt, maar resul-
taten doorgesluisd krijgt, bestaat het gevaar dat de
dynamiek van inhoudelijke veranderingen, bij Stellin
gen, wijzigingen en de daaruit voortvloeiende karto
grafische aanpassingen als iets lastigs in plaats van
als het wezenlijke element van dit type kaart wordt
ervaren. In zulk een geval dreigen eventuele grillig-
heden in het besluitvormingsproces als persoonlijke
grilligheden van de doorsluizing opgevat te worden.
Het is belangrijk te beseffen dat bij planningkartogra
fie veelvuldig het accent op de continue aanpassing
van de kaart kan liggen.
Afstemming inhoud en uitdrukkings
middelen
Het zoeken naar geschikte uitdrukkingsmiddelen heeft
voor de PKB-kaart zoals gezegd minder experimen-
teerwerk ingehouden. Toch zou ik twee punten willen
memoreren:
1. Territoriale rechtsgeldigheid.
Juridisch gezien beperken de uitspraken in de struc
tuurschets zieh tot het Nederlands grondgebied. Dit
besef vormde de aanleiding om de PKB-kaart te pre-
senteren als een eilandkaart. Deze presentatievorm
vind je vaak in de thematische kartografie. Gebleken
is dat velen (niet-kartografen) deze presentatievorm
als visueel schokkend ervaren. Niettemin onderstreept
het naar onze mening ödn van de verschillen tussen de
twee kaarten: het beeld dat wel over de grens heen
kijkt, de beslissingen die uitsluitend binnen de gren
zen gelden.
2. Soorten stadsgewesten.
In het bestuurlijk overleg is de relatie tussen aanwij-
zing als stadsgewest en de daarbij behorende inzet
van extra rijksmiddelen veelvuldig aan de orde ge-
steld. Dit heeft geresulteerd in een duidelijker uit-
werking van het begrip stadsgewest in instrumentele
termen, waarbij gesproken kan worden van een gelei-
delijke schaal. In de PKB-kaart behorend bij de rege-
ringsbeslissing (deel d) zijn de Symbolen die hierop
betrekking hebben aangepast door de glijdende aard
tot uitdrukking te brengen (zie figuur 4).
KT 1985. XI. 2
25