o
T) CT
3F_U0|_I\ INGSRRNTRL OP 3! DtC. 1969 BRÜN N.I.S. 1990
Figuur 3. Reproduktie van de eerste plotterkaart van Belgie, met de bevolkingsaantallen van de stedelijke
gemeenten, bepaald door middel van de factorenanalyse. Proefkaart dd. maart 1971.
maart 1971 reeds een prototypekaart geproduceerd,
waarin men voor het eerst met behulp van proportio-
nele Symbolen de aantallen ging weergeven (13). Het
programma was omwille van de apparatuur - een
oude IBM 1410, waaraan de plotter gekoppeld was,
en die alleen maar met ponskaarten kon worden ge-
voed- geschreven in een verouderd FORTRAN II.
In stedelijke concentraties sneden de Symbolen toen
zodanig in elkaar, dat het een hopeloos onleesbare
wirwar werd. De kern voor het vinden van een oplos-
sing voor dit probleem was echter virtueel aanwezig
en zou later aanleiding geven tot de eveneens in op-
dracht van de Nationale Survey uitgevoerde CIRMAP-
programmatuur.
De publicatie van de telling van 1970 leidde overigens
tot een tweevoudige vervolgopdracht. Enerzijds wens-
te men een onderzoek naar de ontwikkelingen in het
stedelijk systeem in Belgig tussen 1961 en 1970, Bo-
vendien werd de opdracht gegeven om nu de stap te
wagen naar een meerkleurenatlas. Enige tijd later
kwam ook de opdracht om de CIRMAP-gedachte in
programmatuur om te zetten. In feite moest men een
programma schrijven, dat op een geperfectioneerde
wijze uitvoerde, wat de kartograaf manueel tot ver-
velens toe ongeveer 2633 keer te doen kreeg, met
name op maat cirkeltjes tekenen en met zwart invul-
len. Als twee proportionele cirkelsymbolen elkaar
overlapten, moest men de kleinste cirkel in de groot-
ste laten insnijden. Een apart probleem was het feit
dat als de tekenaar later de cirkels ging opvullen men
dan omwille van de leesbaarheid een flinterdunne
strook wit tussen de cirkels moest openlaten. Zenuw-
slopend precisiewerk, dat ze overigens met bewonde-
renswaardig geduld pleegden uit te voeren.
Begin 1973 lukte het om de dienst van de Nationale
Survey te overtuigen dat ook dit vrij saaie puzzelwerk
door een computerprogramma kon worden overgeno-
men. Dit kon worden aangetoond, dankzij een beperkt
experiment, dat in samenwerking met een jong, nog
studerend informaticus, B. Rodiers, op een beperkte
dataset was uitgevoerd. In de loop van 1974 werd het
eerste eenkleurig CIRMAP-programma bij de op-
drachtgever afgeleverd en er volgde vrijwel meteen
de opdracht om over te gaan naar een volgende versie.
Er was meer uit te halen: meer kleuren, gesneden en
voorberekende legenda's. Er werd zelfs een speciaal
peelcoat-alfabet ontworpen, dat in alle maten, breed-
tes en hoogten, recht en cursief, mager of dik kon
worden uitgevoerd. Uiteindelijk is het vooral toege-
past in een natuurkundelaboratorium, om automatisch
stalen en onderdelen van apparaten te merken. In ruil
kregen we van de fysici een sneller programma. Geen
'wetenschapsprogrammateur' had het zo gek kunnen
bedenken en bovendien werkte het nog ook.
Inmiddels beschikte het Rekencentrum tot algemeen
genoegen over een grote vlakke plotter, waarop voor
al de electronici werkzaam waren. Vele ontmoetingen
hebben ertoe geleid dat de technieken, die door hen
werden gebruikt om gedrukte schakelingen te produce-
ren door die in peelcoat uit te snijden met behulp van
een thermisch verwarmde pen, met hun toestemming
werden overgenomen. Een wat handiger opzet liet nu
toe in ongeveer 90 minuten in elke gemeente een cir-
kelsymbool te snijden, proportioneel met het voor te
stellen aantal. In ään voorzichtige beweging kon men
dan het oppervlak buiten de cirkels gewoon verwijde
ren. De uitgesneden cirkels bleven op het transparant
kleven. De tweede versie CIRMAP2, die in november
1975 werd opgeleverd, bood bovendien de mogelijk-
heid meerkleurenselecties uit te voeren, door elk
clichö apart te berekenen en uit te snijden (14). De
CIRMAP-kaarten zijn tenslotte vooral tijdens het
verstedelijkingsonderzoek gebruikt, maar ze zijn
nooit in de eigenlijke Atlas van de Nationale Survey
terecht gekomen.
In 1976, amper een jaar na het op magneetband be-
KT 1985. XI. 2
51