w
Figuur 4. Facsimile van het CIRMAP-peelcoat
experiment uitgevoerd in 1974 door
B. Rodiers en M. van Naelten.
schikbaar komen van de data van de Algemene Volks
telling 1970, verscheen de eerste meerkleuren-com-
puteratlas van de Nationale Survey (15). In de Atlas
waren 61 kaarten opgenomen. Heiaas ten gevolge van
een onvergeeflijke slordigheid van de Nationale Sur
vey, was de oude tekst met het mooie 'voorbericht'
uit de vorige Atlas klakkeloos overgenomen. De kar-
teertechniek en de statistische analyse waren nage-
noeg gelijk gebleven. Het gemiddelde van de te karte-
ren variabele werd als breekpunt gekozen voor de
overgangen van het groene naar het rode kleurengam-
ma, dat ditmaal in meer klassen was opgesplitst.
De ontwikkeling van programma's bleef niet beperkt
tot de regeldrukkartografie, zoals die in het begin van
de zestiger jaren was geformuleerd. Zo werd in 1971
samen met R. Florizoone van het rekencentrum een
digitale simulatie geprogrammeerd, die de groei van
een deel van de stad Leuven voorstelde, teneinde de
effecten van barrieres in het stadslandschap te bestu-
deren. Hierbij werden de beginselen van de automa
tische kartografie gekoppeld aan de momenteel sterk
in opkomst zijnde methode van de cellulaire automa-
ten (16). De resultaten van deze stapsgewijze simula
tie bleken nauw aan te sluiten bij de groei van de stad,
zoals die zieh in het verleden had voorgedaan. Verge-
lijkingen met opeenvolgende reeksen oude stadskaar-
ten, bevestigden de mogelijkheden van deze gecombi-
neerde methode.
In dezelfde periode zijn samen met H. Somers diverse
automatisch getekende verkeersstroomdiagrammen
gekoppeld aan kortste-route-algorithmen in kaart ge
bracht en bij pianologisch onderzoek gebruikt. Men
kan stellen, dat er vrijwel gelijktijdig in meer der e
richtingen vorderingen zijn gemaakt. Dit is gezien de
omstandigheden van toen normaal. Sommige program
ma's zijn overigens integraal gepubliceerd. Toch
heeft de Leuvense programmeurskern een niet te
onderschatten rol gespeeld bij de overdracht van
teken- en karteerprogrammering. Bovendien was via
publicaties voldoende informatie vrijgegeven, zodat
men op verschillende plekken in Viaanderen en Wallo-
nie, en na het overbrengen van de programma's naar
Nijmegen, verder kon doorgaan op de lijnen, die sa
men met de Nationale Survey waren uitgezet.
Verdere ontwikkelingslij nen in de
Vlaamse computerkartografie
Hoewel het steeds moeilijk blijft de diverse vertakkin-
gen en de zelfstandige ontwikkelingen uit elkaar te
houden, kan men stellen dat de meeste ontwikkelings-
lijnen van Leuven uit naar andere instituten zijn gelo-
pen, aanvankelijk via het Leuvense universitaire
Rekencentrum, later via de Dienst informatieverwer-
king van het Ministerie voor Openbare Werken. Een
aantal ontwikkelingen staan echter min of meer duide-
lijk op zichzelf.
Aan de Rijksuniversiteit Gent, maar dan halfweg de
zeventiger jaren is, na enige tijd van duidelijke terug-
houdendheid, een eomputerprogramma voor de plotter
gemaakt om met verschillende arceerdichtheden en
-dikten een overzicht te geven van de warmtevraag in
Belgi'e per grid van 1 km zijde (17). Vermoedelijk het
zelfde programma is ook gebruikt in het proefschrift
van G. Allaert. Men kan stellen dat Gent in hoge mate
een eigen lijn heeft gevolgd, al zijn er ongetwijfeld
verbindingslijnen met M. Masson, die sinds 1970 ak-
tief bezig was in de Dienst Informatieverwerking van
het Ministerie van Openbare Werken te Brüssel.
Een andere vrij autonome ontwikkeling is op te mer
ken bij de franstalige tegenhanger van het Interfacul-
tair Instituut voor Stedebouw en Ruimtelijke Ordening
te Leuven. Beide instituten waren aanvankelijk in de
zelfde ruimte, later in hetzelfde gebouw onderge-
bracht. Er is steeds een ruime uitwisseling van ge
dachten geweest tussen de medewerkers, ook na de
splitsing van de Leuvense universiteit en de verhui-
zing van de franstaligen naar Louvain-la-Neuve. In
1971 zou de kartograaf van dit onderzoekscentrum,
I. Nadasdi, samen met een Nigeriaanse wiskundige
een belangrijke primeur neerzetten, met name de
realisatie van de eerste stereoscopische plotterkaart
met isolijnen. Dit werk is toen in het nederlandstalig
vakgebied vrijwel onopgemerkt gebleven. Het zou de
waarheid tekort doen deze moeilijk uit te voeren kar
tografie niet te vermelden als een zelfstandige ontwik
keling, ondanks de vele onderlinge kontakten.
Zeer apart zijn inmiddels ook de interactieve grafi
sche simulaties, die in het domein van de interactieve
driedimensionele simulatie op beeldscherm worden
uitgevoerd door het team van Nobelprijswinnaar
Prygogine, en waar de know-how van de fysicus die
van de planners kruist. Een eveneens totaal aparte
plaats wordt ingenomen door J. Grimmeau van de
'Universitd Libre de Bruxelles', die in 1980 als eer
ste op een kartografisch onderwerp promoveerde.
Hoewel het geen speeifiek Vlaamse ontwikkelingen be-
treft, zijn ze vermoedelijk niet zonder invloed ge
weest op het latere gebeuren in Viaanderen. Evenmin
kan in de achtergrond van deze ontwikkeling een deel
Vlaamse inspiratie worden aangewezen. Maar de Leu
vense voorsprong heeft in enkele gevallen activerend
gewerkt om nieuwe ontwikkelingslij nen te openen, te-
meer omdat het volkomen ongebruikelijk was om eom
puterprogramma's uit te wisselen.
In Leuven zelf kan men de hele ontwikkeling in de
52
KT 1985. XI. 2