zeventiger jaren eigenlijk nogal speciaal noemen. De universiteit, waar Mercator doceerde, had in wezen geen leerstoel kartografie. In 1971 werd F. Depuydt aangetrokken om deze tak te ontwikkelen. Er ontstond toen een vrij nauwe band met de Rijksuniversiteit Utrecht, en vooral met prof. C. Koeman. In 1974 maakte F. Depuydt met H. van der Haegen, bijgestaan door de inmiddels bekende programmeurskern van het rekencentrum, een aantal computerplotkaarten ten behoeve van de overigens schitterende Atlas van Leuven. Deze unieke stadsatlas moest dienen als do- cumentatie voor een internationale wedstrijd met be- trekking tot de planning van het Leuvense (18). Een belangrijke handicap te Leuven is steeds het ontbre- ken geweest van een coördinatenlezer. Het registra- tiewerk moest deelsgewijze in Nederland worden uit- gevoerd en zowel het aan elkaar lassen van de deel- registraties, als het herstellen van registratiefouten heeft destijds bij de betrokken medewerkers de nodige kopzorgen opgeleverd, wat het werk des te verdienste- lijker maakt, mede gezien de relatief vrij beperkte middelen waarover men beschikte. In 1978 werd F. Depuydt als gewoon hoogleraar karto grafie aangesteld. Niet minder belangrijk is de in- vloed geweest van H. van der Haegen, die in 1968 van Gent naar Leuven overkwam, om de vakgroep mense- lijke geografie te versterken, waar hij in 1974 als gewoon hoogleraar werd benoemd. Onder zijn Impuls werd geld gevonden om SYMAP toch maar aan te ko- pen. Ook omringde hij zieh met jongere onderzoekers, onder wie C. Kesteloot, die belangstelling hadden, voor zowel het gebruik van multivariate analyse als voor automatische kartografie (19). Ook de ACCU- programmatuur, ontwikkeld te Utrecht moet om- streeks die tijd in gebruik zijn genomen te Leuven. De oude MAP-lijn is toen niet opgenomen. Dit is niet zo verwonderlijk, omdat de psychologische afstand tussen instituten wel eens groter is dan de geografi- sche binnen een zelfde universitaire instelling. De universiteit beschikte wel nog over de kennis, maar formeel overigens niet langer over de programma- tuur, die volledig in handen van het Ministerie voor Openbare Werken was overgegaan, op een moment dat niemand te Leuven er ook maar enige belangstelling voor toonde of wenste te tonen. Belangrijk voor de huidige ontwikkelingen zijn de bin- dingen tussen enerzijds H. van der Haegen en ander- zijds het Nationaal Instituut voor de Statistiek (N. I. S. dat geleidelijk aan tot de vaststelling kwam, dat het wel leuk was elk jaar en bij elke volkstelling een aan tal kaarten van de Nationale Survey over te nemen. Het besef groeide dat het eigenlijk toch ook wel tot hun taak kon behoren bepaalde gegevens niet alleen te commentarieren, maar ze iets ruimer grafisch en kartografisch te illustreren. De plaats van H. van der Haegen in de Hogere Raad voor de Statistiek en het feit, dat enkele van zijn afgestudeerden bij het N. I. S. een baan vonden, is tenslotte niet zonder effect geble- ven. De laatste volkstelling van 1980 zal wel niet lan ger aan automatische kartering ontsnappen, en men mag aannemen dat het N. I. S. geleidelijk in grote trek- ken het karteerwerk van de Nationale Survey kan over- nemen. Ook het Tijdschrift van de Belgische Vereni- ging voor Aardrijkskunde heeft inmiddels vaker als publicatiemedium voor nationale kaarten gediend. Ook het Interfacultair Instituut voor Stedebouw en Ruimtelijke Ordening (IISRO) is na een bijna tien jaar lange stille periode weer op de toer van de automati- RBNTBL NUMBER 4 I 3 90 120 65 22 LEOENDE LEOENO Kaart/Map 11.58 - Percentage vrouwelijke werknemers t.a.v. de totale plaatse- lijke tewerksteiling (1978) - Percentage of female employees as related to the total number of local employees (1978) Figuur 5. Voorbeeld uit de Atlas van de regionale ongelijkheid in Viaanderen. De kaart stelt het procent vrouwelijke werknemers voor ten aanzien van het totaal aantal locale werknemers per gemeente. De programmatuur is geschreven door E. Swyngedouw van het Interfacultair Instituut voor Stede bouw en Ruimtelijke Ordening (IISRO) te Leuven (20, blz. 163, kaart II. 58) KT 1985. XI. 2 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 63