zijn kaartschaal en kaartinhoud
goed met elkaar in overeenstem-
ming. Bij de kaartjes 1:4 miljoen
staat abusievelijk 1:3 miljoen.
Ongeveer 40 kaarten behoren tot
het type choropletenkaart. Dat be-
tekent dus dat administratieve of
statistische grenzen een wezenlijk
bestanddeel van de topografische
ondergrond zijn. Voor de meeste
van de over ige kaarten - alhoewel
van een ander type - is dit ook het
geval. Het is daarom zaak de on
dergrond van de Nederland-kaarten
eens nader te bekijken. Alle kaar
ten zijn eilandkaarten. De onder
grond be Staat uit kustlijn, enkele
belangrijke rivieren en kanalen en
verder de administratieve grenzen.
We zijn het in Nederland altijd ge-
wend zo te doen maar de vraag
komt toch op of het wel goed is om
in choropletenkaarten rivieren en
kanalen op te nemen. Nodig zijn ze,
strikt genomen, niet en in een aan-
tal gevallen worden gebiedseenhe-
den onnodig in twee of meer stuk-
ken verdeeld door een overbodige
lijn. Verder levert het, daar waar
administratieve grenzen geheel
samenvallen met de rivieren (of
bij na zoals längs de IJssel), een
onrustig en troebel beeld op. Als
men de provinciegrenzen duidelijk
aangeeft en als er een aparte ge-
biedsindelingkaart is, uiteraard
möt hydrografie, dan kan men de
ver schillende gebiedseenheden zon-
der veel moeite localiseren. De
choropletenkaart kan het dan wel
zonder hydrografie. In deel 5 op
pagina 23 vindt men een uitsteken-
de kaart met de gebiedsindeling
die in dat deel wordt gebruikt.
De grenzen van de gebieden zijn
uitgevoerd in zwart raster. In de
kaarten 1:2 miljoen en groter is de
uitvoering goed. In de kaarten 1:3
miljoen doen de grensjes wat lomp
aan hetgeen in een aantal gevallen
versterkt wordt door het niet goed
passen van de kleuren.
Zoals reeds gezegd bestaat de helft
van alle kaarten uit choropleten
kaarten. Dit is gezien de thema's
min of meer vanzelfsprekend. In
de legenda is steeds een frequentie-
diagram opgenomen zodat direct af
te lezen is hoeveel gebieden tot een
bepaalde klasse hören. Gelukkig is
er een grote verscheidenheid aan
kleurtrappen waardoor saaiheid
werd vermeden. De opeenvolging
van de tinten is zeer goed gekozen
zodat men voor ieder gebied moei-
teloos kan vaststellen tot welke
legenda-eenheid het hoort. Enig
voorbehoud moet worden gemaakt
voor de drie kaarten 'bevolkings-
dichtheid' in deel 1. Men heeft
hier gewerkt met een indeling in
liefst 13 klassen. De gebruikte
kleurtrap loopt van geel over
oranje en rood naar donkerbruin:
fraai en duidelijk maar het is wel
op het randje. Men kan zieh afvra-
gen of er erg veel informatiever
lies zou zijn geweest bij een inde
ling in bijvoorbeeld 10 klassen.
Uitstekend van opzet zijn de kaar
ten op pagina 12 en 13 van deel 1,
waaronder twee kaarten over echt-
scheiding in Nederland (1959-1961
en 1979-1980). De gebieden waar
de echtscheidingscijfers lager zijn
dan het landelijk gemiddelde zijn
uitgevoerd in groene tinten, daar
waar de cijfers hoger liggen tref
fen we oranjerode tinten aan. In
beide gevallen geldt: hoe verder
verwijderd van het gemiddelde hoe
donkerder de kleur. De verschui-
vingen die zieh in twintig jaar tijds
hebben voorgedaan zijn moeiteloos
uit de kaarten af te leiden, juist
ook door het feit dat voor beide
kaarten dezelfde legenda wordt
gehanteerd.
Fraai uitgevoerd is de kaart 'Ver-
spreiding van de bevoIking'. Per
gemeente is door middel van stip
pen van ver schillende grootte het
aantal inwoners gekarteerd maar
op zodanige wijze dat iedere afzon-
derlijke woonkern binnen een ge
meente nog naar grootte en soms
ook naar vorm te onder scheiden
is. Dat er op een aantal plaatsen
een samenklontering van meerdere
stippen optreedt is niet erg want
bijna overal is nog te zien uit hoe
veel en welke stippen een woon
kern is opgebouwd. Zelfs bij Rot
terdam is dat nog gelukt maar niet
meer bij Den Haag en Amsterdam.
In deze uitzonderlijke gevallen had
men het beeld toch wat kunnen ver-
helderen door middel van witte
randjes rond de stippen. De namen
Krimpen a/d IJssel en Capelle a/d
IJssel moeten omgewisseld worden.
Van de diagramkaarten wil ik er
twee noemen. Interessant in zijn
opzet is kaart 40 in deel 5: 'Star
ters in woningen gebouwd vöör
1945'. Een Starter is iemand die
een woning betrekt maar geen vo
rige woning achterlaat, dus een
beginner op de woningmarkt. Zo-
wel de aantallen oude woningen als
de aantallen Starters zijn weerge-
geven door proportionele cirkels
respectievelijk in geel en groen -
die elkaar gedeeltelijk overlappen.
Het gedeelte dat beide cirkels ge-
meen hebben is fei rood gekleurd
en omvat dus het aantal starters in
oude woningen. In de grote Steden
bijvoorbeeld zien we dat de cirkels
elkaar voor een groot deel overlap
pen: een groot aantal starters be-
gint in een oude woning. Een een-
voudige constructie maar zeer
fraai en instruetief.
Veel gecompliceerder en daardoor
ook veel moeilijker te doorgronden
zijn de twee kaarten 37a en b in
deel 1, over de migratie per pro-
vincie naar en van de over ige pro-
vincies. In iedere provincie staat
een soort windroos waaraan men
aantallen en herkomst van de mi-
granten kan aflezen. Een interes
sante poging om veel gegevens in
twee kaarten onder te brengen. He
iaas begrijp ik de twee legenda-
onderdelen over het aantal migran-
ten niet.
Er is uiteraard nog veel meer te
melden maar bovenstaande opmer-
kingen moeten voldoende zijn voor
een eerste aankondiging. Ondanks
enkele genoemde en ongenoemde
bezwaren kan samenvattend gezegd
worden dat de katernen interessan
te kaartenboeken zijn waar de kar-
tograaf en vooral de thematisch
kartograaf heel wat uit kan opste-
ken en waaraan hij ook veel plezier
kan beleven.
G. F.Willems
ENGLISH MAP-MAKING 1500-
1650. Historical essays edited by
Sarah Tyacke. London: The British
Library, 1983. 125 blz. 60 ill. in
zw/w. Prijs 20. -. ISBN 0 7123
0010 4.
Op 13 maart 1981 organiseerde de
Reference Division van de British
Library een studiedag, waarbij
verschillende aspecten van het hui-
dige onderzoek in de geschiedenis
van de kaartproduktie in Groot-
Brittanie behandeld werden. In
deze periode, de zgn. Tudor-perio-
de, werden aldaar voor het eerst
kaarten op grote schaal gemaakt.
De thema's van de studiedag waren
1. de betekenis en funetie van de
kaarten;
2. de ontwikkeling van meetmetho-
des en kaarttekenen in de zes-
tiende eeuw;
3. het naar voren treden van een
58
KT 1985. XI. 2