aantal landmeters, die naast hun gewone werk ook kaarten gingen tekenen. Naar aanleiding van deze studiedag is een boek gepubliceerd met daar- in acht bijdragen, die elk van de genoemde thema's omvatten, en een uitgebreide inleiding van Sarah Tyacke. In de inleiding komt aan de orde dat de geschiedenis van de kartografie vaak verweten wordt dat ze niet goed gedefinieerd is. Er is een noodzaak dat deze weten- schap 'should be a discrete subject and one which is able to make a contribution to a wide ränge of historical studies as well as being concerned with the recording and cataloguing of maps'. De beide eerste bijdragen van de bundel be- horen dan ook niet tot categorie 'recording and cataloguing of maps'. J. B. Harley's artikel, geti- teld 'Meaning and ambiguity in Tudor cartography' bespreekt de kartografische semantiek, een on- derwerp dat nog steeds voorname- lijk theoretisch is en waar nog weinig over geschreven is. Harley schrijft zelf dan ook dat zijn bij drage meer hypothetisch is dan empirisch. In vele andere histori sche wetenschappen is men al lang bezig met de studie van de beteke- nis van de voorwerpen, die tot hun onderwerp behoren. De kunsthisto- ricus Erwin Panofsky (Studies in Iconology, 1939) heeft voor schil- derijen en andere kunstvoorwerpen drie betekenisniveaus vastgesteld. Harley bewerkte deze niveaus voor de geschiedenis van de kartografie, geillustreerd met kaarten uit de Tudor-periode. Hierbij aannemend dat het kartografische beeld wezen- lijk overeenkomt met de beeiden uit de architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst komt hij tot de volgende drie niveaus: 1. individu- al conventional signs; 2. topogra- phical identity in maps: the speci fic place en 3. symbolic meaning in maps: ideologies of space. Elk niveau wordt uitgebreid besproken, terwijl het tweede gedeelte van het artikel zieh bezighoudt met de toe- passing van deze niveaus op de Tudor-kaarten. In een tabel wordt voor zes verschillende kaartsoor- ten de praktische, symbolische en sociale funetie aangeduid. Hoewel dit artikel als een goede aanzet voor methodologisch onderzoek in de geschiedenis van de kartografie beschouwd kan worden, zal de na- volging ervan nog veel tij d nodig KT 1985. XI. 2 hebben. De kunstgeschiedenis wordt door een grote groep men- sen beoefend; er bestaan vele oeuvrecatalogi van kunstenaars, genrecatalogi, museumeatalogi enz. meestal rijk geillustreerd. Methodologisch onderzoek kan zo terugvallen op een heel arsenaal bronnen onder handbereik. De ge schiedenis van de kartografie wordt - nog niet eens zo lang - beoefend door een kleine groep mensen. De eerste taak ligt dan ook nog steeds op het terrein van 'recording and cataloguing of maps', pas daarna is een gedegen onderzoek naar de betekenis van kaarten mogelijk. Dit blijkt ook uit het bronnenmateriaal dat Har ley heeft gebruikt. Voordat hij zijn artikel schreef maakte hij eerst een inventarisatie van de Tudor- kaarten. De tweede bij drage is 'The literary image of globes and maps in early modern England' van Victor Morgan, waar in de vermeldingen van kaarten en glo bes in zestiende- en zeventiende- eeuwse literatuur aan bod komt, voornamelijk bij Edmund Spencer, William Shakespeare en John Donne. Een voorbeeld: in Donne's 'The Comedy of Errors' vraagt de leraar Antipholus aan zijn leerling Dromio: 'Where stood Belgia, the Netherlands?' en kreeg als ant- woord: 'O, sir, I did not look so low. De zes overige bijdragen omvatten de beide andere thema's van de studiedag en behoren meer tot de 'conventionele' artikelen in de geschiedenis van de kartografie. Ik vermeld alleen de titels en schrijvers: 'Italian military engi- neers in Britain in the 1540's' door Marcus Merriman; 'Three Elizabethan estate surveyors: Peter Kempe, Thomas Clerke and Thomas Langdon' door Peter Eden; 'Ralph Treswell's surveys of London houses, c. 1612' door John Schofield; 'Mathematical in- strument-making in London in the sixteenth Century' door G. L. E. Turner; 'The cross-staff as a surveying instrument in England 1500-1640' door John Roche en 'Christopher Saxton's surveying: an enigma' door William Raven hill. Een index op persoons- en plaats- namen completeert het boek. P. C. J. van der Krogt GEKAART computerkartografische weergave van ruimtelijke data. J. A. A. M. Kok, J. Kraak en J. T. Ubbink. Geografisch Instituut/ Universitair Rekencentrum Rijks- universiteit Groningen, november 1983. GEKAART is de inleiding en hand le iding bij het gebruik van het ge- lijknamige computerprogramma van de Rijksuniversiteit Groningen. De uitgave verscheen in 1983, slechts ddn jaar na het verschijnen van 'Geo-grafiek'dat eerder werd besproken in KT 1983. IX. 3. GEKAART is bedoeld als gedeelte- lijke vervanging en tegelijk uitbrei- ding op 'Geo-grafiek'. Delen uit de eerste publikatie werden afgesto- ten (handleiding digitaliseren, ge bruik grafiek-programma) omdat deze als afzonderlijke publikatie versehenen. De vervanging betreft voornamelijk het gebruik van het programma GEKAART. Een nieu- we publikatie was nodig, door een sterke uitbreiding van de mogelijk- heden. Zo biedt GEKAART als weergavemogelijkheid niet meer alleen de choropleeth, maar ook figuratieve kaarten met Vierkanten, cirkels, staven en dergelijke. In totaal kan men uit 11 'modes' kie- zen. Daarnaast is GEKAART uit gebreid met 'KIES', een program ma voor de selektie van (deel-)ge- bieden uit een kartografisch be stand. De handleiding is bovendien uitgebreid met een flink hoofdstuk over de selektie en aanmaak van statistische bestanden, voorname lijk met SPSS. Men heeft waar- schijnlijk in de praktijk de behoef- te aan een dergelijke toevoeging gevoeld. Gebleven in de handleiding is de aardige inleiding over computer- kartografie en het gebruik daarvan, zoals die in zoveel handle idingen ontbreekt. Een diskussie over het gebruik van GEKAART in karto grafische zin (welke Symbolen voor welke data) wordt bewust niet gegeven. Men verwij st naar het boek 'Diagram en Kaart' van Wie land. Een keuze die te verdedigen is, alhoewel de kans op foutief ge bruik van zoveel mogelijkheden toch groot blijft. GEKAART als uitgave presenteert zieh niet expli- ciet als manual bij het programma. Toch is het dat in feite wel. Voor een manual lijkt me de inhoud dan soms teveel beschrijvend. Een manual moet kort, duidelijk en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 69