|r groenstruetuur "U (0 ä'r (0 ■■MWWMW1IIII CA y MM 4 Randstadgroenstructuur? Duinzone Zeekleigebieden Laagveengebieden Rivierengebied Utrechtse Heuvelrug wulkii,,. ülüjüi^iüüüiüllilifilii'lii'lüiüll!!1 Duinzone: ontwikkeling Zeekleigebieden: ontwikkeling Jäfer Laagveengebieden: ontwikkeling Rivierengebied: ontwikkeling Utrechtse Heuvelrug: ontwikkeling 41 De Randstadgroenstructuur wordt wel omschreven als het ge- heel van groene ruimten rond de Steden in de randstad. In de randstad wonen meer dan zes miljoen mensen. Woon- en werkgebieden, maar ook auto- en spoorwegen dringen steeds ver- der door in het landelijk gebied. Meer vrije tijd doet bovendien een toenemende vraag ontstaan naar mogelijkheden voor openluchtre- creatie. Het gevolg van die ontwikkelingen is een voortdurende druk op de groene ruimten. Agrarische bedrijven, natuurgebieden en waarde- volle landschappen rond de Steden komen in de knel. De overheid wil de aantasting van deze groene ruimten zoveel mo- gelijk voorkomen en tegelijkertijd de bruikbaarheid ervan voor de in- woners van de randstad vergroten. Een groot deel van de Randstadgroenstructuur bestaat dus al. Het is echter wel van belang dat de afwisseling aan natuurgebie den, bossen, duinen, plassengebieden en agrarische landschappen gehandhaafd blijft. Daarnaast zijn er nieuwe voorzieningen nodig, zoals bossen en recreatiegebieden, en zal door landinrichting en landschapsbouw het agrarische landschap worden aangepast. Wat is er nu zichtbaar van de Randstadgroenstructuur? Hiernaast volgt een beschrijving van de verschillende landschappen in de randstad, met hun kenmerken en gebruiksmogelijkheden voor openluchtrecreatie. Aansluitend is aangegeven welke veranderin- gen en ontwikkelingen zieh de körnende tijd in het landschap zullen voordoen. Op de andere kant is een overzichtkaart van de randstad afgebeeld. Hierop zijn de verschillende landschappen en een aantal bestaande bos-en recreatiegebieden te zien, alsmede welke nieuwe projecten de overheid in de periode 1985-1990 in uitvoering zal nemen. Deze projecten staan vermeld in de nota ruimtelijk kader Randstad groenstructuur van de rijksoverheid. Om de projecten te realiseren zal nog veel planvorming en overleg nodig zijn. Zowel rijksoverheid als provincies en gemeenten zijn daarbij betrokken. Meer informatie is te vinden in de brochure Randstadgroenstructuur (op aanvraag verkrijgbaar). De Duinzone Scheidt het lager gelegen achterland van de randstad van de Noordzee. Te onderscheiden zijn het jonge duinenland- schap, met aansluitend het Strand, en het oude duinenlandschap. Het jonge duinenlandschap bestaat uit een afwisseling van spaarzaam begroeide zandduinen, bossen en plassen. Dit land schap is weinig door verstedelijking beinvloed waardoor het z'n na- tuurlijke karakter heeft kunnen behouden. Er komen tal van speci- fieke planten- en diersoorten voor. Fiets-, voet-, en ruiterpaden maken de duinen toegankelijk voor re- creanten die de voorkeur geven aan rust en natuurbeleving. Mocht het te hard waaien, dan zijn er wel luwe plekjes te vinden in de bos sen van de staatsboswachterijen. Het Strand wordt vooral tijdens de zomermaanden bezocht. Op an dere momenten kan het echter ook de moeite waard zijn en minder druk bovendien. Meer landinwaarts ligt het oude duinenlandschap. Voorheen ontstond daar de kustlijn. Het landschap is opgebouwd uit strand wallen (zandruggen) en strandvlakten (laagtes). De wat hoger gelegen strandwallen werden 4000 jaar geleden al als 6en aantrekkelijke vestigingsplaats beschouwd. Niet alleen dor- pen en wegen, maar ook landhuizen met parken zijn hier aange- legd. Bovendien bleken er gunstige condities te zijn voor de teelt van bolgewassen. Voor dat doel zijn strandwallen afgegraven. De strandvlakten kregen een overwegend agrarische funetie. AI deze activiteiten hebben het oude duinenlandschap sterk veran- derd. In het landschap zijn nu de strandwallen alleen nog te herken nen aan de ligging van dorpen en wegen, evenwijdig aan de huidige kustlijn. De bloeiende bollenvelden, zoals in de bollenstreek tussen Leiden en Haarlem, zijn in het voorjaar een grote recreatieve trekpleister. Minder seizoengebonden zijn de landgoederen en buitenplaatsen, zoals tussen Den Haag en Leiden en de zone Heemstede-Haarlem- Velsen. Eens een veenmoeras achter de duinen, vervolgens turfwinning als brandstof voor de nabij gelegen Steden en uiteindelijk een meer dat leeggepompt is. Zo ontstond, tot zelfs zes meter onder het zeeniveau, het land schap van de droogmakerijen. Soms is het veen rond de reeds bestaande dorpen weggegraven: Zoetermeer, Moerkapelle en Bleiswijk liggen nu hoger dan het omringende landschap. Dijken, een ringvaart en gestaag werkende gemalen zorgen dat de bewoners droge voeten houden en de boer kan ploegen. Het is een landschap waar de nijvere mens de overhand heeft. Het is er wijds en strak geordend ingericht. Grote boerderijen, rechte wegen met beplantingen en dorpen op kruispunten van wegen en waterlopen. Haarlemmermeer, Purmer, Beemster en Heerhugowaard zijn tref fende voorbeelden. Het jonge kleipolderlandschap, zoals ten zuiden van Rotterdam is ontstaan door geleidelijke inpoldering van door de zee aange- voerde kleigronden. Stukje bij beetje, dijkje voor dijkje is zo een nieuw landschap bijeen- gescharreld. De oorspronkelijke kreken zijn nu als kronkelige water lopen in het huidige landschap terug te vinden. Anders dan in de droogmakerijen, ontwikkelden de boerderijen zieh als linten längs de opgeworpen dijken. Als hoogste elementen in het landschap boden deze immers een vluchtweg in geval van over- stromingen. De afwisseling van beplante dijken, kreekrestanten en door dijkdoorbraken ontstane kolken, geven het landschap een meer besloten aanzien dan het droogmakerijenlandschap. De strakke inrichting en de ontsluiting van de Zeekleigebieden is af- gestemd op een goed landbouwkundig gebruik. Mede daardoor zijn de recreatieve mogelijkheden beperkt. Achter de eerste duinen bedekte eertijds een veenmoeraslandschap het grootste deel van de randstad. Door het graven van sloten en afwateringen kregen de bewoners langzamerhand vat op de ontoegankelijke wildernis. Het veen ging daardoor inklinken en noodzaakte uiteindelijk tot het instellen van polders. Met de polders kwamen ook de molens. Zo kreeg het veenpolderlandschap gestalte. Het vertegenwoordigt een karakteristiek Hollands exportbeeld: fris groene weiden, zwart-bonte koeien, molens-en water. Maar het is ook een landschap van houtkaden, eendekooien, kikkers en niet te vergeten van typisch Hollandse weidevogels. Waterland, de Zaanstreek en de Krimpenerwaard zijn enkele voorbeelden. Het vele water, de smalle weilanden en het gebrekkige wegenstel- sel staan nu een modern agrarisch gebruik in de weg. Waar het veen is uitgegraven heeft zieh tezamen met de bestaande natuurlijke plassen, het veenplassenlandschap gevormd. Na turfstekers en broodvissers, ontdekken natuurliefhebbers, wa- tersporters en hengelaars de aantrekkelijke kanten van dit land schap. Nu staan 's-zomers de grotere plassen bol van de zeilen. Met zwemmen is het echter oppassen! Er zijn plassen waar tot zeer diep zand is weggezogen, met als gevolg steil aflopende oevers en koude waterstromingen. Sommige plassen zijn van belang voor de drinkwatervoorziening, andere zijn als natuurgebied waardevol en niet vrij toegankelijk. Als het goed wil vriezen, zijn de plassen 's-winters een uitdaging voor schaatsers. Bovendien is dan te zien hoe verrassend anders het landschap is, dan vanaf de weg. De rivieren hebben een essentieel aandeel gehad in het ontstaan en de ontginning van het landschap in de randstad. Zand en klei, meegevoerd uit het achterland, werd aan weerszijden van de rivierbedding als oeverwallen afgezet. Verlegde de rivier zijn loop, wat nogal eens gebeurde, dan bleef de oude bedding als een stroomrug in het landschap achter. De oeverwallen en stroomruggen van het Rivierengebied zijn door hun ligging, draagkracht en rijke grond, uitermate geschikt om er een bestaan op te bouwen. De Romeinen namen daartoe het initiatief. Er ontstond een keten van boerderijen, dorpen en Steden die zieh vanaf Utrecht Over de randstad verspreidden. Vanuit de oeverwallen en stroomruggen zijn ook de aanliggende veenmoerassen ontgonnen. Waar de rivie ren de zee bereikten, ontwikkelden zieh handel en visserij, daarna grote zeehavens. Dichter bij de stad kwamen delen van het Rivierengebied in trek bij gefortuneerde stedelingen. Statige landhuizen, verscholen achter hoge bomen, sieren nu de Kromme Rijnstreek en de oevers van de Vecht. Fruitteelt is een kenmerkend grondgebruik van het oeverwallen- en stroomruggenlandschap. De bloeiende boomgaarden maken het voorjaar in het Rivierengebied tot een kleurrijk gebeuren. Tussen de oeverwallen en stroomruggen ingeklemd, ligt het lager gelegen landschap van waarden en kommen. Hier is tijdens overstromingen vette klei afgezet. Het zijn agrarische landschappen, met vooral weilanden en plaatse- lijk grienden en populierenbossen. De dorpen en boerderijen liggen op de stroomruggen of oeverwallen. Het landschap komt enigszins overeen met het veenpolderlandschap. Over het belang van dijken valt niet te twisten. Zonder die bescher- ming zou spoedig het grootste deel van de randstad onaangenaam nat worden. Bewoners van de Duinzone en de Heuvelrug hebben van dit ongemak echter weinig te vrezen. Anders dan de opgestoven zandduinen, is de Utrechtse Heuvelrug een overblijfsel uit de IJstijden. Het is een opgestuwd zandpakket stuwwalmet toppen tot ruim 50 meter boven zeeniveau. De eerste vaste bewoners vestigden zieh op de randen van de stuwwal. Zo beschikten zij zowel over hooilanden in het lager gele gen landschap, als over bouwlanden (essen) op de stuwwal. Het vee in de potstal voorzag in de benodigde mest voor de essen. Door veebegrazing en plaggensteken verdwenen geleidelijk de na tuurlijke bossen en ontstonden de welbekende heidevelden. Deze manier van ontginning is kenmerkend voor het esdorpenlandschap. Veel later krijgen rijkelui uit de Steden belangstelling voor het buiten wonen in dit landschap. Zij lieten fraaie landhuizen bouwen, omge- ven door tuinen en parkbossen. Kasteei Groeneveld, slot Zeist en de 's-Gravenlandse buitens zijn slechts enkele voorbeelden. Na 1870 is het merendeel van de heidevelden op de stuwwal syste matisch met naaldbossen ingeplant. Zo kreeg de Utrechtse Heuvelrug z'n huidige aanzien. Het is een afwisselend landschap van bossen, heidevelden, bouw landen en landgoederen, met aantrekkelijke mogelijkheden voor openluchtrecreatie. Maar ook allerlei bosvogels en o.a. reeen voe- len zieh er thuis. Een uitgebreid net van fiets-, ruiter- en wandelpa- den maken dit alles bereikbaar. Het is een landschap om zuinig op te zijn. VROM 85207/3-85 0209/07 I' ».«Akfl li!il!!H!|liijli|:|i:!l!!i!!ii!ii!!|i!jl C De waarden van het duinenlandschap voor natuur en openluchtre creatie, zijn een belangrijk uitgangspunt voor de Randstad groenstructuur. Voor het jonge duinenlandschap is het beleid van de overheid ge hellt op handhaving en zo mogelijk versterking van de speeifieke kwaliteiten. Voor zover het grotere ingrepen betreft, is uitbreiding van bebouwing en infrastruetuur taboe. Naast het al bestaande nationale park Kennemerduinen liggen er voorstellen voor de aanwijzing van ook andere nationale parken (zie overzichtskaart). Natuur en rüstige recreatie zullen hier in samen hang worden bevorderd. Het oude duinenlandschap is kwetsbaar voor al te Sterke ontwik kelingen van woningbouw en industrie. Het oprukken van kassen in de bollenstreek vormt echter ook een landschappelijk probleem. Ten westen van Alkmaar en tussen Den Haag en Leiden heeft de regering gebieden aangewezen waar extra aandacht zal worden ge- schonken aan de waarden van natuur en landschap. Om aaneengroei van Steden te voorkomen en ook de waarden van de groene ruimte te beschermen, heeft de regering een bufferzone aangewezen tussen Den Haag en Leiden. Op andere plaatsen zal de inrichting van het agrarische landschap worden herzien. Niet alleen de belangen van de landbouw, maar ook van de natuur en de openluchtrecreatie zullen daarbij aan bod komen. Zo zal de verblijfsrecreatie, die in de jonge duinen onge- wenst is, hier worden opgevangen. Natuurlijk kunnen niet alle plannen die de overheid heeft ineens worden uitgevoerd. In de periode 1985-1990 zal het rijk in de Duin zone aan de volgende projecten voorrang geven: - Herinrichting van het agrarische landschap rond Limmen/Heiloo. - Verdere ontwikkeling van het recreatiegebied Vlietland, zuidelijk van Leiden. - Ontwikkeling van bos, de Leidschendammer Hout, bij Den Haag. Uit de beschrijving is op te maken dat Zeekleigebieden landbouw kundig goed scoren; recreatief is dat minder het geval. In de situa- tie van de randstad blijken kleigronden bovendien een goed uit gangspunt te zijn voor stedelijke activiteiten. Dorpen, nabij de overvolle grote Steden, kregen van het rijk een groeitaak toegewezen: Heerhugowaard, Purmerend, Hoofddorp, Zoetermeer en Spijkenisse zijn nu snelgroeiende Steden. Deze groei brengt ook de behoefte aan wegen en recreatiegebieden met zieh mee. De overheid vindt dat de ontwikkeling van deze Steden in samen hang moet plaatsvinden met het omringende landschap. De verde- ling en inrichting van de ruimte moet zodanig zijn, dat zowel stede lingen als agrariers er kunnen wonen, werken en recreeren. Het is dan heel belangrijk te voorkomen dat Steden aan elkaar vast groeien. Daartoe zijn de bufferzones Spaarnwoude, Midden- Delfland en IJsselmonde-Oost aangewezen. Met de nieuwe ontwikkelingen moet ook de inrichting van de zee kleigebieden worden aangepast. In de periode 1985-1990 zullen landinrichtingsprojecten van Start gaan op IJsselmonde, in Midden- Delfland en in de Haaglanden. Voorts zullen door uitvoering van een aantal bos- en recreatiepro- jecten, de mogelijkheden voor openluchtrecreatie worden ver- groot. In de periode 1985-1990 geeft het rijk voorrang aan projecten bij Zoetermeer, Heerhugowaard, Purmerend, in de noordelijke Haarlemmermeer, op IJsselmonde en bij Spijkenisse. Nabij grote Steden zullen al deze ontwikkelingen het aanzien van Zeekleigebieden plaatselijk sterk beinvloeden. Een nieuw en boeiend landschap zal het resultaat zijn. De eerste bewoners hadden snel door dat bouwen op het veen zo veel mogelijk moest worden vermeden. Huidige, soms noodzakelij- ke stedelijke uitbreidingen vergen dan ook veel extra technische voorzieningen. Weilanden en sloten verdwijnen voor altijd onder een dik zandpakket, en dat is jammer, omdat dit agrarische land schap juist voor de openluchtrecreatie veel te bieden heeft aan ruimte en natuurbeleving. Om die redenen heeft de regering gebieden aangewezen waar het accent zal liggen op de ontwikkeling van landbouw, natuur en openluchtrecreatie in onderlinge samenhang. Het gaat hierbij om waardevolle landschappen, zoals de Krimpener waard en Eemland en om landschappen van nationale betekenis als de Vechtstreek en het gebied ten noorden van Amsterdam, waaronder het veenpolderlandschap Waterland. In de periode 1985-1990 zal de overheid in een aantal van deze waardevolle landschappen een begin maken met een herinrichting van de groene ruimte. Dit zal gebeuren in de Krimpenerwaard, Hit land, Eemland, het Noorderpark en Amstelland. Tegelijkertijd zal in deze gebieden ook voorrang worden gegeven aan de uitvoering van een aantal recreatieve voorzieningen. Op de kaart zijn deze aangegeven: Gagel/Ruighoek, Westeramstel, Dui- vendrechtse polder, Oude Dijk en Hitland. Bovendien heeft de regering de stedelijke groei in een aantal Laag veengebieden aan banden gelegd. Daartoe zijn bufferzones aange wezen tussen Amsterdam en Purmerend, tussen Amsterdam en de Vechtstreek en tussen Utrecht en Hilversum. AI deze maatregelen zijn er op gericht om een kenmerkend Hol lands landschap, ook voor de toekomst, te behouden voor land bouw, natuur en openluchtrecreatie. Als Utrecht de palm is, dan zijn de Oude Rijn, de Vecht, de Holland se IJssel en de Lek de vingers van de hand. Zo is het patroon van het Rivierengebied op de kaart van de randstad te herkennen. Het zijn de natuurlijke en historische verbin- dingslijnen tussen oost en west. Net als het Laagveengebied, ligt ook een groot deel van het rivierengebied in het groene hart van de randstad. De regering heeft dit gebied als "open ruimte" aangewezen. Dit be- tekent dat nieuwe ingrijpende stedelijke ontwikkelingen worden af- gewezen. Overigens zijn die mogelijkheden, landschappelijk ge- zien, beperkt. De rivieren, met relatief smalle oeverwallen, slinge- ren zieh hier door het natte veenpolderlandschap. Veel ruimte voor woningbouw of wegenaanleg is er niet. Anders is dit bij de stad Utrecht, dat op een knooppunt van oever wallen en stroomruggen is ontstaan. In samenhang met stedelijke uitbreidingen, ziet de overheid in dit landschap goede mogelijkheden voor de realisatie van een aantal bos- en recreatieprojecten. In de periode 1985-1990 zullen de pro jecten Galekop, Laagraven (gebied "Groenraven") en Mereveld met voorrang worden uitgevoerd. In de waarden en kommen Staat het agrarische landschap centraal. De overheid streeft hier naar een evenwichtige ontwikkeling van landbouw-, natuur- en recreatieve belangen. Ten zuiden van Utrecht zal de inrichting van het agrarische landschap Schalkwijk worden herzien. Voorts heeft de regering de Kromme Rijnstreek aangewezen als nationaal landschap. Daarbinnen ligt de landgoe- derenzone "Langbroekerwetering" als waardevolle landschapseen- heid. Ten westen van Utrecht zal in de periode 1985-1990 een aantal re creatieve voorzieningen worden ontwikkeld. Het betreft de projec ten Lageweide, Strijkviertel en de Put van Weber. De randen van de Heuvelrug zijn door de eeuwen heen een gunsti ge vestigingsplaats gebleken. Ook nu is de druk vanuit de omliggende Steden nog groot. Wegen, spoorlijnen en militaire activiteiten hebben het landschap op vele plaatsen doorsneden en onomkeerbaar veranderd. Bovendien is de recreatieve druk groot.In een dichtbevolkt en bosarm gebied als de randstad oefent een bosrijk landschap nu eenmaal grote aantrekkingskracht uit. Om die aantrekkelijkheid te behouden is de regering van mening dat verdere aantasting van de Heuvelrug ongewenst is. Nieuwe ontwikkelingen zullen kritisch worden afgewogen tegen de belan gen van natuur en landschap. In het zuidelijk deel van de Heuvelrug is de instelling van een natio naal park voorgesteld. De Amerongse berg maakt daar deel van uit. Ten noorden en ten oosten van Utrecht zijn de randen van de Heu velrug aangewezen als nationaal landschap. Het is te begrijpen dat de overheid niet direct denkt aan de ontwik keling van nieuwe recreatieprojecten. Het huidige landschap heeft immers genoeg te bieden. Meer aandacht schenkt de overheid aan de instandhouding, het beheer en de toegankelijkheid van bossen en landgoederen. Het merendeel van de bossen op de Heuvelrug is nog geen 100 jaar oud. De afwisseling in ouderdom en boomsoort is daardoor gering. Bomen hebben echter nogal wat tijd nodig om zieh tot een vol- waardig bos te kunnen ontwikkelen, zeker op deze arme zand- grond. Een kwestie van geduld dus. LRülmtelijkfi.Ofäening en Milieubeheer Ministerie van Landbouw en Visserij Ii!UiMilffliliiil *- fr**' Am« i irfin i »fc »fal n-f :tt--'-Lli'Mir11''1,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 81