Executive Secretary opvolgde en die voor het huldeblijk aan zijn voorganger de medewerking van diens vriendin en oud-collega's in- riep. Vier van de acht bijdragen van het 110 pagina's teilende Festschrift behandelen onderwerpen gesitu- eerd in Noord-Amerika. Allan Ray- burn (Canada) schrijft over Ameri- kaanse invloeden op Canadese to- ponymen. Randall A. Detro (Nichols State University, Louisiana) tracht op basis van generieke termen in toponymen culturele regio's in Louisiana af te bakenen. Donald B. Sands (University of Michigan) behandelt een tweetal afleidingen van oud-Indiaanse namen die voort- leven in het vakjargon van houtves- ters en wildparkbeheerders in Maine (V. S.en New Brunswick (Canada) terwij 1 Donald J. Orth (BGN-Domestic Names) uitweidt over een aantal omstreden beslis- singen van zijn Dienst (Cape Cana veral - Cape Kennedy enz.Tot het viertal artikelen dat zieh met niet-Amerikaanse onderwerpen bezighoudt behoren: 1. de Studie van F. G. Cassidy (University of Wisconsin) die zieh aan de hand van voorbeelden op het eiland Tristan da Cunha in het zuiden van de Atlantische Oceaan, bezighoudt met het naamgevingsgedrag, dat wil zeggen met de redenen die men- sen bewegen om bepaalde namen toe te kennen aan geografische verschijnselen, 2. het opstel van Francois Nöddlec, namenexpert van het Institut Gdographique Natio nal in Frankrijk over Bretonse to ponymen, 3. de verhandeling van Wilhelm F. H. Nicolaisen (Suny, Binghamton, NY) over de histori sche dimensie van plaatsnamen in Schotland aan de hand van topony men van Pictische, Gaellische en Scandinavische oorsprong en 4. het verslag van Ormeling sr. van de eerste internationale toponymie- cursus gehouden in 1982 te Cisarua, Indonesia, onder auspicien van de V. N. Een bonte verzameling bijdragen dus waarmee gastredakteur Randall ongetwijfeld geslaagd is zijn voor ganger eer te bewijzen. Het is echter merkwaardig dat in de inlei- ding van de bundel waarin Burrill's Verdiensten worden vermeld geen gewag wordt gemaakt van zijn veel- jarig voorzitterschap van de U. N. Group of Experts on Geographica! Names (UNGEGN). Wanneer dit moeizaam opererende lichaam al resultaten heeft bereikt dan is dit voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de wereldwijde ken- nis van zaken en aan de vasthou- dendheid van D. Burrill. F. J. Ormeling sr. KARTOGRAFIE IN DE LIFT Onlangs verscheen in de Verenigde Staten van Amerika de derde her- ziene druk van de brochure (43 blz) "Careers in Geography" uitgegeven door de Association of American Geographers (AAG) en samenge- steld door S. J. Natoli, Hoofd Onder- wijszaken AAG. De brochure ver scheen voor de eerste maal in 1974 en kan beschouwd worden als een voortzetting van het vroegere "Geography as a Professional Field' eveneens een AAG-publikatie, die oudere lezers zieh nog wel zullen herinneren. De huidige editie be handelt de vier terreinen waarop geografen emplooi vinden: 1. over- heidsdiensten, 2. onderwijs, 3. ruimtelijke ordening (stedelijk, regionaal dan wel nationaal) en 4. bedrijfsleven. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de speciali- satiemogelijkheden binnen de oplei- ding tot geograaf. In de Verenigde Staten is gebleken dat als gevolg van bepaalde ontwikkelingen in de samenleving drie specialisatierich- tingen meer gevraagd worden en zieh als gevolg daarvan duidelijker geprofileerd hebben dan andere. Onder dit drietal neemt de karto- grafie (samen met Computer map- ping en remote sensing) een belang- rijke plaats in. Daarnaast behoren tot dit drietal de specialisaties in resp. milieuwetenschappen en in de stedelijke problematieken dus in de stadsgeografie. Andere specialisa ties veelal traditioneel en overbe- kend zoals bevolkings- en verkeers- geografie, politieke, agrarische, historische, regionale, fysische geografie enz. zijn als onderwijs- en onderzoekrichtingen duidelijk minder in trek dan het leidende trio. Ter verklaring van het groeiende aandeel van de kartografische com- ponent in de geografie-opleiding wordt in de brochure gewezen op de toenemende behoefte van overheids- diensten en bedrijfsleven de aan- zwellende stroom van ruimtelijke gegevens die via luchtfoto's en satellietbeelden beschikbaar komen in overzichtelijke grafische vorm om te zetten. Een verklaring waar mee wij gaarne accoord gaan. F. J. Ormeling sr. KT 1985. XI. 3 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 17