Niet alleen bij grenzen maar ook voor andere doel- einden wordt zo'n punt tot punt gaande meting veelvou- dig toegepast. Een dergelijke meting wordt veelhoeks- meting genoemd. De veelhoek, soms ook polygoon ge- noemd, wordt gemeten door van punt tot punt de af- stand te bepalen en in elk punt een hoek of kompas- richting te meten. In de landmeetkunde worden twee soorten veelhoeken onderscheiden namelijk de gesloten veelhoek en de open veelhoek. Bij de gesloten veelhoek begint en eindigt de meting in hetzelfde punt (figuur 6). Hierbij ontstaat een mo- gelijkheid tot controle wanneer van het laatste punt, hier Ede hoek of richting naar A gemeten wordt en ook de afstand EA. Opmerkelijk is dat in de oude landmeetkundeboeken niet gewezen wordt op het belang van controle s bij het meten en tekenen. bruik. Hierbij worden op een meetlijn de voetpunten van loodlijnen bepaald of vanuit punten loodlijnen opge- richt. Beschouwt men de meetlijn als X-as en de lood lijnen als Y-assen dan is er als het wäre sprake van twee coördinaten, waarmede op te meten punten vast- gelegd zijn, vandaar dat deze methode ook wel de coördinatenmethode wordt genoemd (8). Figuur 8 laat een meting zien, die volgens deze methode is opgezet. Figuur 6. Gesloten veelhoek. De open veelhoek eindigt niet in het beginpunt. Uit- gaande van het beginpunt zal een fout in een van de lengten of hoeken niet opgemerkt worden. Figuur 7a laat een open veelhoek zien waarbij kompasrichtingen zijn gemeten. Figuur 7b een veelhoek waarbij hoeken zijn gemeten. Hierbij is in het beginpunt een oriönte- ringsrichting noodzakelijk, omdat anders de punten B, C, enz. zouden 'zweven' ten opzichte van A. O Fig.7a Fig.7b Figuur 7. Open veelhoek. Wanneer de ligging van begin en eindpunt bekend is wordt gesproken over een volledig aangesloten veel hoek. Deze lijkt op een open veelhoek maar nu is con trole op de gemeten lengten en hoeken mogelijk. Een van de oudste methoden van opmeten is de lood- lijnenmethode. Deze was al bij de Romeinen in ge- Figuur 8. Meting volgens de loodlijnmethode. Uit: Leerboek der Landmeetkunde door W. Schermerhorn en H. J. van Steenis. Het is een zeer eenvoudige methode. Met weinig In strumentarium kan vanuit 66n meetlijn met behulp van loodlijnen een groot gebied worden opgemeten, mits het terrein dit toelaat. Het is zeer wel mogelijk dat deze methode is gebruikt in de 17e eeuw bij de opme- ting over het ijs van de Purmer en de Beemster ten behoeve van de droogmakingsplannen. De driehoeksmeting of triangulatie Bij de driehoeksmeting wordt gebruik gemaakt van de eigenschap dat een driehoek volledig naar vorm en grootte bepaald is wanneer drie elementen, waaronder tenminste 66n zijde, bekend zijn (9). Zijn van een drie hoek alleen de hoeken bekend dan zijn een oneindig aantal driehoeken mogelijk; is echter ook een zijde bekend dan is er maar 6en driehoek mogelijk (figuur 9). Figuur 9. Het principe van de driehoeksmeting. Tekening van R. Arguti-Cavadini, 1984. -j?- "V"» KT 1985. XI. 3 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 25