aldus Van Nispen. Erg duidelijk is dat niet.
Een kleine eeuw later lezen we in de 'Werkdadige
Meetkonst' van Knoop en Morgenster bijna hetzelfde.
Ook hier worden eerst kerktorens gemeten, de ver-
dere details alles zo als de gelegentheid en om-
standigheden best toelaten, 't welk wy agten, dat den
Leerling uit alle voorgaande voorbeelden nu zal kun-
nen afleiden, en de practyk op 't Veld vorders aan
hand geven zal; want 't ondoenlyk is alle deze dingen
genoegzaam te verklaren. (17).
Aansluitend aan deze woorden hopen we dat de lezer
of lezeres door dit artikel voldoende inzicht heeft
gekregen in de wijze waarop vroeger door landmeters
gemeten werd ten behoeve van het kaarten maken.
Be sluit
Met de komst van de Fransen aan het eind van de 18e
eeuw begon een nieuwe, op wetensehappelijke basis
rüstende aanpak van opmeten en kaarteren. Dit geldt
zowel voor de vervaardiging van kadasterkaarten,
topografische kaarten als ri vier kaarten. Er kwam
een einde aan het regionalisme en een nationale aan
pak werd mogelijk. Behandeling van deze aanpak valt
buiten de opzet van dit artikel.
In de jongste tijd is een opmerkelijke ontwikkeling
begonnen. Moderne elektronische apparatuur maakt
het mogelijk zeer grote afstanden snel en nauwkeurig
te meten. In plaats van de triangulatie (driehoeks-
meting) zien we de toepassing van trilateratie (drie-
zijden meting) en kringnetten (gesloten veelhoeken
met zeer lange zijden). Bovendien maken satellieten,
voor geodetische doeleinden gelanceerd, ruimtelijke
intercontinentale puntsbepaling mogelijk. Deze mo
derne methoden beginnen geleidelijk de klassieke
methode van de driehoeksmeting te verdringen.
Het ziet er naar uit dat de toepassing van de klassieke
driehoeksmeting voor de bepaling van een landelijke
meetkundige grondslag binnen afzienbare tijd tot het
verleden zal behoren.
Noten
1. H. C. Pouls, Historisch onderzoek naar het werk
van de landmeter. In: Futura, informatie- en
communicatieblad van het nederlands architecten
genootschap. Febr. 1983, p. 17-23.
2. Hoogheemraadschap Schieland 1600. Zie: J. Keu-
ning, Meting en kartering van Schieland. In:
Zuid-Hollandse Studien, 1952, p. 128.
3. 'Practijck des Lantmetens' en 'Van het gebruyck
der Geometrische instrumenten' door Johan Sems
en Jan Pietersz Dou. Gedrukt in Leiden bij Jan
Bouwens, anno 1600. Herdruk bij Willem Jansz
(=Blaeu), op het water, in de vergulde Sonne-
wijser (1612). Herdruk bij Jan Jansz (=Jansso-
nius), op het water, in de Pas-Caert (1620).
4. Enige voorbeelden, geenszins volledig:
Engeland. Richard de Benese 1537; Leonard
Digges 1556, 1571.
Frankrijk. Oroncd 1570; Jean de Merliers 1575.
Duitsland. Jakob Kübel 1531, 1536; Johann
Stöffler 1534; Conrat von Ulm 1579.
Italiö. Cosimo Bartoli 1564.
Vooral de boeken uit de 2e helft van de 16e eeuw
behandelen de landmeetkunde. Zie verder Klaus
Grewe, Bibliographie zur Geschichte des Ver
messungswesens. Stuttgart, 1984.
5. P. Bockstaele, Het oudst bekende, gedrukte Ne-
derlandse meetkundeboek. In: Tijdschrift voor
de geschiedenis der geneesk. natuurwetensch.
wiskunde en techniek. 1984, p. 79-92.
6. A. Scheffer. Het 'Hollandse kadaster'. In: Neder
lands Geodetisch Tijdschrift. Febr. 1977, p. 17-26.
7. Gevonden door Teeling in Alkmaar zie: P. S. Tee-
ling, landmeters van de kadastrering van Neder-
land. Apeldoorn, 1984, bij läge Xc en d.
8. De benaming coördinatenmethode moet niet ver-
ward worden met het hedendaagse gebruik van
coördinaten in de landmeetkunde. Bij dit laatste
worden alle opgemeten punten berekend in een
landelijk coördinatensysteem.
9. Met elementen worden hier bedoeld zijden en
hoeken.
10. Gemma Frisius, 1508-1552. Hoogleraar in Leu-
ven, wiskundige, astronoom en kartograaf. Zie
verder: N. D. Haasbroek. Gemma Frisius, Tycho
Brahe and Snellius and their triangulations. Delft
1968, p. 8-15.
11. Gezien de terreingesteldheid en de aardkromming
is deze meting onmogelijk uit te voeren. Boven
dien schrijft Gemma Frisius zelf Laet ons
tot een exempel beschrijven.en verder
Ende al ist datmen deze twee teste plaetsen (d. w. z.
Middelburg en Bergen op Zoom) van Brüssel niet
sien en mach/nochtans settese wy hier by voor
een exempel.
12. Snellius, eigenlijk Willebrord Snel van Royen,
1581-1626. Hoogleraar in Leiden, wis- en natuur-
kundige. Zie verder: N. D. Haasbroek. Gemma
Frisius, Tycho Brahe and Snellius and their tri
angulations. Delft, 1968, p. 59-119.
13. Voor Van Nispen. Zie: Th. W. Harmsen. De Be-
knopte Lant-Meet-Konst, beschrijving van het
leven en werk van de Dordtse landmeter Mattheus
van Nispen (circa 1628-1717). Delft, 1978.
14. C. Koeman. Een basismeting uit de zeventiende
eeuw en de verdronken toren van Egmond aan Zee.
In: Geodesia, Nederlands geodetisch tijdschrift,
26e jg, mei 1984, p. 156-161.
15. Johannes Morgenster en Johann Hermann Knoop.
Werkdadige Meetkonst. Leeuwarden, 1744.
Diverse herdrukken, laatste in 1820.
16. M. van Nispen. De Beknopte Lant-Meet-Konst.
Derde druk, 1689, p. 374 e. v.
17. Morgenster en Knoop. Werkdadige Meetkonst.
1744, p. 474.
KT 1985. XI. 3
27