mult in het voorheen zo rüstige schoolatlassen-we- reldje. De Meulenhoff-Atlas bestond voor 40% uit economisch-statistische en fysisch-thematische kaar- ten. Vanaf dat moment veranderde de inhoud van de Bos-atlas geleidelijk aan. De 'onder toezicht van P. J. Veth' uitgegeven school- atlas kunnen we tot de 'kleinere garnituur' rekenen. In dat genre zijn er in de periode 1880-1940 tientallen verschillende schoolatlassen versehenen, onder ande re van P. H. Witkamp, J. Voltelen, P. van Santen en, als bestendig kas-succes, de Kleine Bosatlas (later ook bekend onder de naam Bos-van Baien) en de bij de concurrent P. J. Noordhoff versehenen Atlas der geheele Aarde van R. Bos, eerste uitgave 1898, later bekend als de Bos-Zeeman. Over het ontstaan van de Kleine Bosatlas valt, ter verheldering, het volgende te vermelden: In 1886 hernieuwde P. R. Bos het oude idee van Geer- ling uit 1872 om de fysische en staatkundige kaart tegenover elkaar in de atlas te plaatsen. Hij noemde dit de Natuur- en Staatkundige Atlas, "voor wie bij het onderwijs dat zij ontvangen, minder uitvoerige kaarten dan die van mijn Schoolatlas voldoende mögen worden genoemd, en kaarten als die van mijn Atlas voor de Volksschool te weinig bevatten", zoals hij in zijn voorwoord van de eerste druk schreef. Dit be scheiden voorwoord staat in geen verhouding tot de grote investering die J. B. Wolters voor deze atlas met zestig kaarten heeft moeten doen. Het is een vol- komen nieuwe atlas, waarvoor geen originelen uit de groot-formaat Schoolatlas der geheele Aarde, noch uit de klein-formaat Atlas voor de Volksschool benut konden worden. Jammer voor Wolters dat de leraren niet in de titel Natuur. kundige Atlas bijten wilden. Die titel suggereerde namelijk een begrip als 'Physi kalischer Schulatlas', wat het niet was. Heel spoedig (1890?) verscheen dezelfde atlas met de titel: Atlas der geheele Aarde in zestig bladen en in 1896 deed Wolters publiekelijk afstand van de titel 'Natuur- en Staatkundige Atlas'. In een voorbericht schreef P. R. Bos: "Bij den tweeden druk van den Natuur- en Staatkundigen Atlas in 60 bladen, die nu onder de naam van 'Kleine Schoolatlas' verschijnt. Ook met deze derde titel wilde de uitgave niet goed lopen. Na 1896 zien we geen nieuwe druk meer, in tegenstelling tot P. R. Bos' Atlas voor de Volksschool en R. Bos' Atlas der geheele Aarde, die Nederlands bestsellers werden. Deze lagere schoolatlassen, evenals die van P. H. Witkamp, van R. Schuiling en van P. J. Veth, werden, naar keuze, ook met platen gele- verd. Waarom plaatjes in een lagere schoolatlas en niet in het leerboek? R. Schuiling formuleerde in 1902 de re den als volgt: "De platen vormen een wezenlijk be- standdeel van den atlas. Niet als prentenboek zijn ze bedoeld. Ze moeten dienen om het onderwijs aange- namer en grondiger te maken. Daarom is bij elk der afbeeldingen een körte tekst gevoegd, die de hoofd- zaken aanwijst. Tot ongeveer 1920 kon de jeugd zieh grondiger bekwa- men met het bekijken van de afbeelding van het hune- bed, het stadhuis van Brüssel en het hertzwijn of Babiroesa van Celebes. Pluriformiteit Het kinderrijke Nederland vormde vooral na 1900 een groeiende markt voor leermiddelen voor scholieren op verschillende niveaus en van verschillende confessies. Ondanks de overdaad leverde dit produkt bevredigende winsten voor verscheidene uitgeversmaatschappijen (gedifferentieerd naar confessie) en bevredigende ro- yalties voor auteurs uit de geografenkringen. Voor dat grote aantal schoolatlassen uit de periode na 1900 we- ten wij als Nederlanders de juiste verklaring te geven. Ten eerste: Rooms-Katholieke, Gereformeerde en andere Scholen op confessionele basis hadden ieder hun eigen 'circuit' van schoolhoofden, inspecteurs en uitgevers van leermiddelen die een zelfde confessie toegedaan waren. Men ontmoette elkaar niet alleen in het onderwijs. Ten tweede, het ontbreken van een centraal overheids- beleid en de ondernemerszin bij uitgevers van leer- boeken Steide de leraar in de gelegenheid zijn leerboek aardrijkskunde te schrijven, dat meestal van een at- las(je) vergezeld ging. Daardoor kon in Nederland, op ddn onderwijsniveau, niet uit dön 'Volledige School atlas der geheele Aarde' geleerd worden. Bij de redaktie van schoolatlassen kon de auteur naar eigen inzichten te werk gaan. "De summiere offieiöle omschrijving van de inhoud van het vak aardrijkskunde heeft de atlasredakteuren. steeds een ruime marge gelaten" (F. J. Ormeling, 1977, p. 17). Dat het aardrijkskundig leerplan veel invloed op de in houd van de schoolatlas heeft gehad is dus voor Neder land niet waar. Een sterk op de voorgrond tredende geograaf, die gedurende ddn generatie wel degelijk het uiterlijk van de schoolatlas heeft bepaald, was A. A. Beekman (M. W. Heslinga, 1977). Echter alleen voor de schoolatlas van Nederland, sedert 1893 opge- nomen in de Schoolatlas der geheele Aarde, waarmee de uitgever Thieme tot 1920 eer heeft behaald. Beek man, onder andere leraar in de militaire aardrijks kunde aan de K. M. A. heeft de essentie van de geo- grafie van Nederland: polders, polderpeilen, dijken en kust, bodemsoorten en afwatering in zijn kaarten van de provincies tot uitdrukking gebracht. Vanuit zijn geloof in inundaties als defensiemiddel werd hij een van de belangrijkste kenners van de fysische geo- grafie van Nederland. In combinatie met zijn begaafd- heid voor de grafische presentatie werd hij een van Nederlands eerste kartografen uit de 20e eeuw, ook wat thematische kartografie betreft. Hij heeft namelijk ook gedurende de jaren 1912-1938 de kaarten voor de grote Geschiedkundige Atlas van Nederland getekend. In deel VI van Atlantes Neerlandici zijn de atlassen van P. R. Bos en A. A. Beekman uitvoeriger behandeld dan voor een bibliografie strikt noodzakelijk was. Bij Bos' Schoolatlas der geheele Aarde werden van elke druk de nieuwe, veranderde en vervallen kaarten be- schreven. Een lange tabel van deze veranderingen geeft voor de eerste keer een objectief beeld van de geschiedenis van Nederlands bekendste atlas, waarbij duidelijk wordt in welke mate de vier redakteuren vödr 1940 successievelijk die geschiedenis bepaald hebben. 32 KT 1985. XI. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 34