Nederland bestemd. Ook J. Pijnappel beweert in zijn voorwoord dat zijn atlas voor het onderwijs op Scholen bestemd is, maar omvang en prijs zullen daarop rem- mend gewerkt hebben. Over Pijnappel's atlas dient nog iets heel aardigs gezegd te worden: in zijn voor woord vermeldt de auteur van alle negen kaarten zeer volledig uit welk grondmateriaal hij ze samengesteld heeft. Ondanks de kwaliteit van de kartografie heeft het Ne- derlandse koninkrijk zieh, in vergelijking met het Britse Imperium, bescheiden gemanifesteerd. Speci- fieke handelsatlassen kennen we niet, of je zou De Bussy's Atlas van Nederlandsch Oost-Indib, voor kantoor, school en huis, Amsterdam, 1919, als zo- danig moeten noemen. J. H. de Bussy, drukker en uit- gever, gespecialiseerd in handelsdrukwerk, aandelen enz. voor Indische ondernemingen, heeft twee atlas sen uitgegeven: de bovenstaande en in 1915 een atlas van Nederland 'voor kantoor, school en huis'. Het zijn groot-formaat atlassen waarin advertenties van of voor koloniale ondernemingen de overhand hebben, uniek in de categorie die in Engeland en Amerika 'mercantile atlases' genoemd wordt. Atlasbesprekingen Onze generatie van kartografen, verwend met een goed vaktijdschrift, zal met verwondering constateren dat het daarvoor vroeger aangewezen tijdschrift, het T. A. G. vö<5r 1940 weinig atlasbesprekingen bevatte. De start was echter veelbelovend: al in 1876, in de eerste jaargang, een bespreking van W. F. Versteeg's Maleische Atlas en in de jaren tot ca. 1905, veel aan- dacht voor Indische atlassen en af en toe een atlas uit of over Nederland. Maar na ca. 1905, toen er toch veel verscheen, vooral schoolatlassen, werd het vrij- wel stil. Alleen J. Schokkenkamp besprak 'Nederland- sche Schoolatlassen', (J. Schokkenkamp, 1926). Ofschoon er omstreeks 1880 in Nederland tien 'school- en handatlassen' uitgegeven werden (daarnaast acht historische atlassen) zweeg het T. A. G. Geen kritiek en geen lof. Toen in 1878 ook prof. P. J. Veth zieh onder de atlas- redakteuren schaarde ontstond er een interessante situatie: vier atlasauteurs zaten in het bestuur of in de redaktie van het in 1875 opgerichte Aardrijkskundig Genootschap: C.M. Kan, J. Kuyper, N. W. Posthumus en prof. P. J. Veth, die op de titelpagina liet zetten: 'Hoogleraar te Leiden, President van het Aardrijks kundig Genootschap te Amsterdam'. De heren hadden afgesproken dat het beter was om te zwijgen dan om elkaars werk in het Tijdschrift te gaan beoordelen. Pas in 1890, toen Kan's, Posthumus' en Veth's schep- pingen uit de markt genomen waren en dr. A. A. Beek- man een nieuwe, zeer opvallende atlas van Nederland gecreöerd had, is er dönmaal een bespreking versehe nen van respektievelijk Beekman's, Bruins' en Kuy per's Atlas van Nederland en zijn Overzeesche Ge- biedsdelen, waarschijnlijk omdat ze kaarten van Oost- Indih bevatten, die wöl aandacht in het T. A. G. kre- gen. Over de zeer verdienstelijke kartograaf Jacob Kuyper kregen de lezers tenslotte, na zijn overlijden in 1908, van Beekman veel vriendelijks te lezen. Ook Kuyper's vele verschillende atlassen werden in Beek man's herdenkingsartikel opgesomd, maar een waar- derend woord of een kwalificatie kon er blijkbaar voor dien niet af. De atlassen van P. R. Bos en R. Bos werden in 1893 ddn keer in het T. A. G. besproken. Nadien niet meer. Tot in 1926 Schokkenkamp de stilte verbrak. De auteur en zijn atlas In het omvangrijke assortiment schoolatlassen uit de Periode 1900-1940 zitten goede, minder goede en siechte atlassen. De uitbeelding van economisch-sta- tistische verschijnselen was vaak erg nai'ef: woorden in plaats van Symbolen, verder veel korenschoven, beesten en fabrieksschoorstenen. Bij een siechte atlas moeten we ter verontschuldiging van de auteur diens gebrek aan kartografische vorming aanvoeren. Die- zelfde auteur had vaak een voortreffelijk leerboek als pendant (of omgekeerd) van de atlas geschreven. Dat vroeger de atlas in de leerboeken nauwelijks genoemd werd (Piket, 1977, p. 31) kan waar zijn. Het omgekeer- de blijkt vaker voor te komen: R. Schuiling zegt bij voorbeeld in zijn Atlas voor de lagere school (1902): "Deze schoolatlas sluit geheel aan bij het leerboekje De aarde rond". Ook andere atlasredakteuren dan P. R. Bos en J. J. ten Have publiceerden hun leerboek bij dezelfde uitgever als hun atlas. Auteurs adverteerden hun leerboeken op de schutbladen van hun atlas. Voor de grafische uitvoering waren de auteurs over- geleverd aan de lithografen. Hun werk kon meestal niet op kwaliteit beoordeeld worden door de auteur. Noch in diens eigen boekenkast, noch in die van de uit gever zullen voldoende atlassen als voorbeelden ge- staan hebben. Tot ca. 1950 waren er in Nederland misschien niet meer dan een vijftal particuliere biblio- theken met een assortiment van buitenlandse hand- en schoolatlassen (Schokkenkamp, De Smit, Boerman, Zeeman, Niermeyer). Uitgevers hadden vaak evenmin kritisch inzicht waar het de kwaliteit van binnen- en buitenlandse atlassen betrof. Een auteur van een nieuwe atlas schetste zijn kaarten naar bestaande voor beelden om het verder aan de lithograaf over te laten. Maar we mögen onze moderne maatstaven niet gebrui- ken om een vernietigend oordeel uit te spreken over oude atlaskaarten. Dankzij die vele leraren met hun ideeön over hoe een goede atlas van Nederland er uit moest zien, bezitten we nu een uitgebreide collectie topografie van Nederland uit het begin van deze eeuw. En we dienen respekt voor hun initiatieven te tonen. Goed of siecht, het creatieve element in het werk ver dient waardering. Vaak werd het werk aan een leer boek of atlas onder moeilijke omstandigheden ver- richt: in de late avonduren van de zwaar belaste le- raar met grote klassen en een groot gezin. Goed of siecht, wanneer de atlas van de pers kwam zal een auteur dat moment van voldoening genoten heb ben dat voorbehouden is aan de creatieven onder ons. Voor literatuuropgave zie blz. 59. 34 KT 1985. XI. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 36