Hoofdstuk 4 Kartografische grondbeginselen
en weergave
41.1 kartografische grondgedachte Hoofdgedachte die
de grondslag vormt van de doelstellingen en metho-
den van de kartografische expressie (41.2) van ver-
schijnselen.
41.2 kartografische expressie Geheel van methoden en
middelen waarmee ruimtelijke informatie in kaarten
en kaartverwante afbeeldingen kan worden weer-
gegeven.
Opm: Men gebruikt hiervoor ook de term kartografi
sche weergave.
41.3 kartografische grondbeginselen Beginselen geba-
seerd op de kartografische grondgedachte (41.1),
die als uitgangspunt dienen voor de kartografische
expressie (41.2).
Syn: kartografische principes.
41.4 kartografische regels Richtlijnen voor de kartogra
fische weergave (41.2) gebaseerd op de kartografische
grondbeginselen (41.3).
42.1 grafische elementen Elementaire bouwstenen van
een grafische voorstelling: punt, lijn, vlak, cijfer,
letter.
OpmDit begrip dient te worden onderscheiden van
het begrip grafische variabelen (42.1a).
42.1 a grafische variabelen Elementaire aspekten op grond
waarvan Symbolen van elkaar worden onderscheiden.
Opm: Door de franse kartograaf Bertin worden de
volgende grafische variabelen onderscheiden: posi-
tie, vorm, richting, kleur, grein (422.28(c)), grijs-
waarde (422.18) en grootte.
Syn: expressierichtingen.
42.1c witte piek Deel van de kaart waar geen informatie
wordt weergegeven en dus geen grafische Symbolen
voorkomen.
Opm: Met deze term wordt dus een niet-gekarteerd
deel binnen het kaartveld (21.10) bedoeld.
42.2 kaartinhoud (a) De ruimtelijke informatie welke in de
kaart is weergegeven.
(b) Het totaal aan grafische elementen (42.1waaruit
het kaartbeeld (21.10a) is opgebouwd.
42.2a grafische dichtheid Percentage van het totale kaart
beeld dat door grafische elementen (42.1is bedekt.
42.3 kartografische expressiemiddelen Alle uit grafische
elementen (42.1) opgebouwde vormen die gebruikt
kunnen worden om de kaartinformatie (444.0) weer
te geven. Bijv. puntrasters, arceringen, namen, getal-
len, diagrammen.
421.1 stip Grafisch element van minimale omvang.
Syn: punt.
OpmDe term punt kan ook de betekenis hebben van
(1) typografische punt, de maateenheid waarin de
hoogte van drukletters en de grootte van de inter-
linies wordt uitgedrukt (1 punt 0,3759 mm).
421.2 objektpunt Puntsymbool (43.1 (1waarmee aan een
objekt of verschijnsel dat te klein is om schaalgetrouw
te worden afgebeeld, een plaats in de kaart wordt
toegekend.
421.3 lijn Grafisch element dat een uitgebreidheid heeft in
slechts een dimensie.
Opm: Een lijn wordt gebruikt als begrenzingslijn
(421.4), objektlijn (421.6), isolijn (433.1) bij de
weergave van kontinue verschijnselen (411.11) en
als (1vektor(lijn) bij de weergave van verschijnselen
met een duidelijke richting en intensiteit.
Naar de grafische vorm kan men o.a. de volgende lijnen
onderscheiden: (a) getrokken lijn; volgetrokken lijn;
volle lijn; (b) onderbroken lijn; (c) streep(jes)lijn; (d)
puntjeslijn; stippellijn; (e) streep-puntlijn; (f) streep-
tweepuntlijn; (g) dubbele lijn; (h) kruisjeslijn; (i) golf-
lijn; (j) geblokte lijn; (k) parelsnoerlijn.
421.4 begrenzingslijn Lijn die een bepaald vlak in de kaart
begrenst.
OpmIn kaarttechnische zin wordt hiervoor meestal
de term (1) contour gebruikt. Deze term moet niet
verward worden met het engelse contour hoogte-
lijn).
421.5 omtrek(lijn) Lijn die de buitengrens van de platte-
grond van een objekt in de kaart aangeeft.
421,5a grens(lijn) Lijn die de begrenzing van een verschijn
sel in de kaart aangeeft. Bijv. bodemgrens, gemeente-
grens.
421.6 objektlijn Lijnsymbool waarmee aan een lijnvormig
objekt of verschijnsel dat te smal is om schaal
getrouw te worden afgebeeld, een plaats in de kaart
wordt toegekend.
421.7 afstand tussen twee isolijnen In ieder punt de
kortste afstand tussen twee opeenvolgende iso
lijnen, gemeten in de richting van de gradient.
421.9 lijnstuk Door twee punten begrensd gedeelte van
een lijn (421.3).
421.10 haarlijn Een lijn (421.3) van minimale breedte.
421.11 lijndikte De breedte van een lijn (421.3).
421.12 lijnscherpte De mate van rechtheid van de begren
zing van een lijn (421.3).
Syn: strakheid.
421.13 kartografische drempelwaarde De minimale afme-
ting van een grafisch element (42.1) waarbij her-
kenning van vorm, afmeting, kleur, richting, enz.
onder normale leesomstandigheden nog mogelijk is.
Opm: Te onderscheiden zijn (1minimumgrootte; (2)
minimumafstand; (3) minimumverschil.
421.14 resolutie (a) Het kleinst mogelijke detail dat nog juist
kan worden onderscheiden of afgebeeld.
(b) Het aantal lijnen per mm dat onder optimale
omstandigheden door een lens kan worden ge-
scheiden.
(c) De kleinste stapgrootte in x- en y-koördinaten die
NVK 1985
15