- Produktiestruktuur van landmeetkundige en karto- grafische hulpmiddelen. Momenteel worden alle produktiemiddelen direkt uit Europa betrokken. Dit betekent iedere keer weer een verlies aan deviezen. Het moet haalbaar worden ge- acht om een gedeelte hiervan binnen de regio te ver- vaardigen. Men denke bijvoorbeekl aan tekentafels, kaartenkasten, kopieertafels, jalons, prismastokken, potloden, lichtdrukramen, ontwikkelkasten, enz. - Handel in tweedehands instrumenten. In heel Afrika bestaat een zeer levendige handel in uit Europa afkomstige, daar economisch afgeschreven, maar technisch nog zeer bruikbare goederen (auto's, autobanden, enz.). In Nederland bevinden zieh momenteel veel instru menten die niet om technische maar om puur econo- mische reden buiten gebruik zijn gesteld. Hiervoor zou in West-Afrika een weliswaar kleine maar goede afzetmarkt te vinden zijn (voornamelijk in de informe- le sector, privö Jandmeters en dergelijke). - Verbetering uitrusting van technische Scholen. Deze Scholen kampen met een groot tekort aan goede onderwij sleermiddelen waardoor vooral de praktijk- lessen in het gedrang komen. Verbetering van deze situatie zou een goede projektdoelstelling kunnen zijn. - Bij scholingscursüssen van overheidspersoneel. - Jumelages tussen zusterorganisaties. Ontwikkelingsprojekten die onder de paraplu van een dergelijke jumelage (=verbond) worden uitgevoerd hebben een grotere kans op continuTteit dan incidente- le samenwerkingsverbanden en verdienen daardoor stimulatie. Tunesie Marokko Algerye 1 Libie Mauretanie Mali Niger Burkina Faso Guinee Nigeria Sierra Leone - Ivoorkust Liberia Eq. Guinea Gabon',' West-Afrika (schaal 1:40. 000. 000) Nawoor d De kartografie in West-Afrika draagt, als zovele ak- tiviteiten aldaar, een nogal hybride karakter. Dit heeft te maken met het feit dat zij niet van binnenuit, als resultante van maatschappelijke ontwikkelingen, is ontstaan, maar van buitenaf door kolonisten is in- gevoerd. Lange tijd is de kartografie een zuiver Europese aangelegenheid geweest die ver buiten de Afrikaanse werkelijkheid stond. Aan de andere kant hebben zieh in de loop der jaren wel degelijk kartografische aktiviteiten ontwikkeld die van binnenuit worden gevoed. De huidige situatie is hybride omdat beide vormen naast elkaar bestaan. De scheidslijn tussen beide vormen is vaag: het is veelal moeilijk te zeggen of een bepaald produkt nu echt steunt op een maatschappelijke vraag of dat deze is ingegeven (want gefinancierd) door een buitenland- se adviseur. De huidige produktie wordt gedomineerd door met de pen vervaardigde lijnenkaarten in zwart-wit. Gedruk- te kaarten zijn verreweg in de minderheid en dateren voor het grootste gedeelte nog uit de koloniale perio- de of zijn het resultaat van met buitenlands geld gefi- nancierde projekten. Ook hier dringt zieh de vraag op of dit een gevolg is van gebrek aan financiele middelen en daardoor aan produktiefaciliteiten, of dat de diepere oorzaak ge- zocht moet worden in een (nog) niet bestaande maat schappelijke vraag naar dit soort Produkten en daar door in een ontbrekende intrinsieke motivatie om dit soort aktiviteiten te entameren. Als de voortekenen niet bedriegen, dan is er in de naaste toekomst een toename te verwachten van akti viteiten op (vooral) kadastraal terrein. De Wereldbank heeft althans dit item hoog op de prioriteitenlijst van te financieren projekten staan. Indien de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en de zieh op het buitenland richtende bedrijven hierin een rol willen speien, dan is het zaak om daarop tijdig in te speien. Een goede kartering van de huidige stand van zaken is daarvoor een eerste vereiste. Noot Van 1980 tot en met 1984 verbleef ir. L. Heres in de Rbpublique Populaire du Bbnin, alwaar hijonder auspicien van het Ministerie van Ontwikkelings samen - werking, werkzaam was in een aantal projekten met een landmeetkundig, kartografisch en cultuurtechnisch karakter. KT 1985. XI. 3 51

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 61