LOCATIE V n FUNCTIE D voormalige FUNCTIE(S) A T E voormalige FUNCTIE(S) R 1 N G voormalige VORM(EN) nisvacuum. Gegevens over de dynamiek in het land- schap of over veranderingen in individuele cultuur- landschapselementen zijn niet op eenzelfde systemati sche wijze te vergaren als dat voor het karter ings- transparant wel het geval is. Het relict in het cultuurlandschap De onderkant van het tijd-ruimte model wordt gevormd door het moment waarop voor het eerst sprake is van een bepaalde aktiviteit op een bepaalde plaats. Bij de historisch-landschappelijke kartering zijn daarvoor twee informatiebronnen belangrijk, namelijk oorkonden- boeken en archiefinventarissen voor het aangeven van de oudste vermelding, en archeologische gegevens voor het dateren van dementen die niet in de schriftelijke bronnen voorkomen. Op dit nogal wat methodische problemen oproepende geheel zijn verschillende historisch-geografische on- derzoekstechnieken los te laten. Voor de historisch- landschappelijke kartering is gekozen voor de retro- spektieve - de terugkijkende - onderzoeksvariant (figuur 2). In principe wordt de ontwikkeling van in het huidige landschap voorkomende dementen - relic- O onderzocht element niet-onderzocht element ten - beschreven. De keuze voor deze onderzoeks variant hangt direkt samen met het beoogde gebruik van de kartering. Een belangrijk deel van de doel- groep -pianologen, agrariers, cultuurtechnici - zijn gei'nteresseerd in het huidige landschap. Verdwenen of siecht zichtbare elementen in het cultuurlandschap worden alleen op de kaart opgenomen als ze onmis- baar zijn om de geschiedenis van een gebied -zoals die wordt weerspiegeld in de huidige landschappelijke constellatie - te begrijpen. Het in het huidige landschap aanwezige relict bestaat uit een aantal aspekten die in figuur 3 schematisch zijn weergegeven. Op een bepaalde lokatie is een be paalde vorm zichtbaar die verklaard kan worden door de huidige funktie, door voormalige funktie(s), of door een combinatie daarvan. Bij niet (meer) zichtbare relicten is er sprake van een voormalige vorm of een aantal voormalige vormen die samenhangen met 6ön, ZICHTBAAR in het huidige landschap u i R i M NIET ZICHTBAAR in het huidige landschap of een aantal voormalige funkties. AI deze aspekten zijn in principe te dateren, maar dat blijkt in de prak- tijk niet altijd mogelijk. Het hele relictmodel bevat twee zekerheden. Als op een lokatie door de mens voor het eerst een bepaalde aktiviteit werd ontwikkeld, dan koos hij daarvoor een vorm die geheel met die aktiviteit in overeenstem- ming was: vorm en funktie waren innig met elkaar verbonden. In de loop van de tijd is deze samenhang vaak verdwenen. In het huidige landschap kan op een lokatie een vorm zichtbaar zijn met een funktie die geheel van de oude funktie afwijkt. Soms is alleen nog de lokatie bekend en is de vorm veranderd. De kartografie In de historisch-landschappelijke kartering is de genese van het huidige cultuurlandschap op zo'n ma- nier kartografisch weergegeven dat de verschillende aspekten van het relict in dat landschap individueel en in een samenhang in tijd en ruimte zo goed mogelijk naar voren komen. Alvorens aan de hand van het proefblad Waterland zal worden stilgestaan bij deze kartografische weergave van de uitgangspunten van de legenda moeten eerst enkele algemene opmerkingen over de proefkartering worden gemaakt. De legenda voor de historisch-landschappelijke karte ring is in zes proefgebieden grondig aan de tand ge- voeld. Daarbij is aandacht besteed aan de inhoudelij- ke en de kartografisch-technische aspekten van de legenda. Naast de toetsing van de legenda is ten behoe- ve van het tekenen van de proefkaarten een vaste werk- wijze geformuleerd. In de eerste proefkartering - de Gelderse Poort - is de nadruk komen te liggen op de weergave van punt- en lijnvormige relicten, terwijl de vlakkenbehandeling bij het maken van het tweede proefblad -Rolde-Assen voorop stond. Het proefblad Waterland vormde de derde kartering in de rij van zes. In dit kaartblad is vooral een evenwichtige verhouding tussen punt-, lijn- en vlakelementen nagestreefd en kon worden bepaald welke selektie van gegevens moest plaatsvin- den om een zo leesbaar mogelijk kaartbeeld op te bouwen. Deze selektie hangt samen met de schaal van inventarisatie van het basismateriaal - 1:25.000 - en met vakinhoudelijke aspekten, waarbij voorop Staat dat met behulp van het geheel aan historisch-landschap pelijke gegevens - de kaart met toelichting - de geschiedenis van het cultuurlandschap verteld kan worden, aan de hand van in het huidige landschap aan- wijsbare elementen. Niet alle onderscheiden aspekten van een relict in het cultuurlandschap kunnen op de historisch-landschappe lijke kaart worden aangegeven. Voor de, historisch geograaf is van belang welke funktie zieh op een be paalde lokatie voordoet of heeft voorgedaan, hoe deze - eventueel voormalige - funktie op deze lokatie te dateren is en in welke mate het relict zichtbaar is in het huidige cultuurlandschap. Het vormaspekt wordt in deze optiek als afgeleide beschouwd: het wordt niet op de historisch-landschappelijke kaart aangegeven, maar vindt zijn beschrijving in de toelichting bij de kaart. Het zichtbaarheidsaspekt is op de historisch-land schappelijke kaart aangegeven door een rode belijning van de lokatiesymbolen voor zichtbare relicten en 54 KT 1985. XI. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 64