dieptelijnen enz.weergegeven. Deze informatie is opgeslagen op floppy discs. In twee andere voor- drachten werd gesproken over ta- melijk conventionele zeekartogra- fie en tenslotte was er een lezing over Japanse hydrografische kaar- ten voor recreatief gebruik. Negende zitting: Geschiedenis van de kartografie. De ontdekkingsgeschiedenis van Australie vormde het centrale on- derwerp van deze zitting. In acht lezingen werd een overzicht gebo- den van de ontsluiering van de Australische kusten en het in bezit nemen van het binnenland. Mevr. H. Wallis van de British Library opende de serie voordrach- ten. Met het verschijnen van 'Iava- la-Grande' op kaarten van de zgn. Dieppe-school (ca. 1540-1570) poogde zij het publiek ervan te overtuigen dat AustraliS reeds in de zestiende eeuw door Portugese zeevaarders werd ontdekt. De tweede spreker, Richardson (Australie), argumenteerde via een verslag van een zeer degelijk on- derzoek naar plaatsnamen op zes tiende eeuwse kaarten, dat er geen sprake van kan zijn om Iava-la- Grande te identificeren met Austra liS. Schilder schetste de ontsluie ring van Australie's noord-, west- en zuidkust door schepen van de V. O. C. Tot 1770 bleef het kaart- beeld van Australie, zoals het door de Nederlanders was vastgelegd, onveranderd. Met de ontdekking van de oostkust door kapitein Cook begon een nieuw tijdperk in de ont dekkingsgeschiedenis van Austra lie. Deze mijlpaal werd beschre- ven door David (VK). Appleyard (Australie) behandelde de belang- rijke bijdrage van George Van- couver in de kartering van de zuidwestkust van West-Australie in 1791. Een wezenlijk aandeel in de ont sluiering van de Australische kus ten werd geleverd door Matthew Flinders, centraal thema van de lezing van Perry (Australie). Marchant (Australie) poogde zijn gehoor ervan te overtuigen dat niet Engeland, maar Frankrijk, met zijn acht wetenschappelijke expe- dities (1771-1826), de meest suc- cesvolle bijdragen heeft geleverd aan de maritieme kartering van Australie's oostkust. In de zeven voorgaande lezingen van deze zitting was er steeds sprake van de kartering van Aus tralie's kusten door zeevaarders uit verschillende naties. In de laatste lezing, die van Prescott (Australie), kwam tenslotte ook de kolonisatie van het binnenland van Australie, tot uiting komend in kaarten, aan bod. Tiende zitting: Kaarten voor onderwij sdoeleinden. De trends die naar voren kwamen in de vijf voordrachten over karto grafie en onderwij s waren de toe- passing van microcomputers en een grotere aandacht voor de kaartgebruiker. Freitag (BRD) be- sprak de totstandkoming van een studie-atlasje van Thailand. De Fransman Gimeno pleitte voor de invoering van onderricht in de kar tografie, met name de beginselen van de semiologie, op lagere en middelbare Scholen. Gebruik ma- kend van microcomputers zou dit onderricht dan moeten worden in- gepast in het geografie curriculum. Op basis van een vergelijking van 800 schoolatlassen concludeerde Sandford (UK) dat deze atlassen naar een vijftal evolutielijnen kun- nen worden onderscheiden. Het ene uiteinde van de atlastypen wordt gevormd door de lexicogra- fische atlassen (gaan niet verder dan het benoemen en localiseren van topografische gegevens)het andere door de 'nieuwe onderwij s- kundige1 atlassen (die gebaseerd zijn op onderwij skundige en kinder psychologische theorieen). Hij Steide vast dat de belangrijkste centra van atlasvernieuwing te vinden zijn in Midden-Europa, ScandinaviS, Groot-Brittanniö, AustraliS en sinds kort ook Japan. Petchenik (VS) besprak de funda- mentele methodologische Proble men van het onder zoek in de karto grafie voor onderwij sdoeleinden. Zij denkt dat er grenzen zijn aan wat kaartgebruiker s kunnen over- brengen aan kartografen en mis- schien is voor de laatsten de tijd gekomen om zieh meer te gaan bezighouden met het hele stelsel van individuele en maatschappelij- ke faktoren die tegenwoordig van invloed zijn op de totstandkoming, aankoop en gebruik van kaarten. Elfde zitting: De profes sionele kartograaf. Behalve voordrachten van twee Nederlanders waren in deze zitting ook lezingen te beluisteren van K. H. Meine (BRD), Lo Su-Fen (China) en C. H. Wood (Canada). Het was jammer dat Ayeni (Nige ria), net als trouwens vele anderen uit Derde Wereld-landen, niet aan- wezig kon zijn om zijn paper te presenteren over het onderwijs in de kartografie in Afrika. Meine hield een wat warrig ver- haal over enkele gedachten die leven binnen de ICA-commissie 'Opleiding en training in de karto- KT 1985. XI. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 9