voordracht over 'Das spezifische
und repetitive im Wandel moder
ner Weltatlanten
De problemen rondom thematische
wereldatlassen vormden het hoofd-
thema van het colloquium. Tijdens
acht zittingen werden in totaal 28
voordrachten gehouden, verdeeld
over de volgende onderdelen van
het hoofdthema:
1. Geschiedenis van het bedrijf te
Gotha met speciale behandeling
van de invloed die het heeft uitge-
oefend op de atlaskartografie in de
naburige landen Polen, Tsjecho-
slowakije en Hongarije (6 voor
drachten)
2. Problemen in de thematische
atlaskartografie (15 voordrachten).
3. Kaartgebruik en toekomstige
opgaven voor de atlaskartografie
(7 voordrachten).
Behalve collega's uit de DDR na-
men kartografen uit Bulgarije, de
Bondsrepubliek Duitsland, Cuba,
Hongarije, Nederland, Oostenrijk,
Polen en Tsjechoslowakije, allen
op persoonlijke uitnodiging, aan
de bijeenkomst deel. De buiten-
landse gasten namen in totaal 14
van de 28 voordrachten voor hun
rekening. Van Nederlandse zijde
sprak Ormeling jr.Utrecht, over
Der neue wissenschaftliche Atlas
der Niederlande, een nieuw thema
voor de oostduitse collega's daar
tot dusver geen katernen van onze
nationale atlas tot de DDR waren
doorgedrongen. Samenvattingen
van de voordrachten werden keurig
gedrukt en gebundeld bij registra-
tie aan de deelnemers uitgereikt.
Op de laatste dag werden excursies
gemaakt naar Haack Verlag, Jus
tus Perthes Strasse, Gotha, waar
de indrukwekkende documentatie-
afdeling werd bekeken en naar het
Kartografisch Museum in het
Schloss Friedenstein. Geanimeer-
de discussies na de voordrachten
en drukke contacten gedurende de
gemeenschappelijke maaltijden
droegen bij tot het succes van dit
goed georganiseerde colloquium,
dat keurig op tijd verliep en dat
werd besloten met een diner in
Schloss Reinhardsbrunn in Fried
richsroda aangeboden door het ju-
bilerende bedrijf, 200 jaar oud en
nog vol interessante plannen voor
de toekomst.
F. J. Ormeling sr.
AMBITIEUZE PROJEKTEN
De ICA Commissie voor de Ge
schiedenis van de Kartografie on-
der leiding van dr. Helen Wallis
(V. K. heeft in augustus jl. op een
vergadering te Hundested, Dene-
marken, twee nieuwe lange-ter-
mijn-projekten bekend gemaakt.
Aan de ter vergadering uitgedeelde
toelichtingen wordt het volgende
ontleend. Het eerste projekt omvat
de samenstelling van een interna
tionale naamlijst van kartografen,
aangevuld door körte biografieen,
uit de periode 1650-1950. Projekt
nr. 2 beoogt het bijeenbrengen van
ervaringen van kartografen die na
1900 in hun werk nauw betrokken
zijn geweest bij belangrijke ontwik-
kelingen in het vak.
In tegenstelling tot de werkwijze
gevolgd bij de voorbereiding van
bestaande naamlijsten als van Bon
acker (1966) en van Tooley (1979,
zie KT 1985. XI. 2 blz. 14/15) zal
bij projekt nr. 1 worden getracht
zoveel mogelijk ICA-lidstaten bij
de uitvoering te betrekken, waarbij
de selektie van de kartografen die
in de naamlijst worden opgenomen
aan de kartografische vakorganisa-
ties of nationale kartografische co-
mitös in de betreffende landen
wordt overgelaten. Uiteraard zul-
len zieh daarbij problemen voor-
doen. De kernvraag daarbij is na-
tuurlijk wat onder een kartograaf
verstaan dient te worden: de land-
meter uit de 17e/18e eeuw tot
wiens normale beroepsbeoefening
het tekenen van kaarten behoorde
de hedendaagse gediplomeerde kar
tografische technicus, de kaart-
of atlasredakteur al of niet met
academische achtergrond, de do-
cent in de kartografie aan middel-
bare of universitäre onderwijsin-
stellingen, de kartografische kun-
stenaar van het type Berann of
Michels? Voor de beantwoording
van deze cruciale vraag zal de
commissie nadere richtlijnen uit-
geven. Het lijkt onvermijdelijk
daarin voor de beslissing wie kar
tograaf is en wie niet voor opeen-
volgende perioden van de geschie
denis van de kartografie verschil-
lende criteria aan te bevelen. Doch
zelfs wanneer het zou gelukken de
deelnemende landen in dit opzicht
onder dön noemer te brengen blij-
ven nog hindernissen over. Onder
meer wordt de homogeniteit van de
naamlijst bedreigd door het niveau-
verschil waarop de kartografie in
de diverse landen wordt beoefend.
Wie in een bepaald land als een ex-
pert te boek staat zal misschien
eiders nauwelijks voor vermelding
in aanmerking komen. Töch ver
dient deze methode van verspreide
verantwoordelijkheid de voorkeur
boven een gecentraliseerde opzet
zoals van Tooley met alle gevaren
van omissies, verkeerde spellingen
en dubbelmeldingen van dien. Het
zal tenslotte duidelijk zijn dat bij
het hanteren van de in de toelich-
ting gestelde tijdsgrenzen 1650-
1950, bedoeld als geboortejaren,
de kartografen van na 1950, onder
wie verdienstelijke computerkarto-
grafen, uit de boot vallen.
Projekt nr. 2 vormt in zekere zin
het complement van het naamlijst-
projekt. Het tijdsbestek nä 1900 is
gekozen daar de zo juist versehe
nen Historie Glossary of Carto-
graphic Innovations samengesteld
door dr. Helen Wallis en prof.
A. H. Robinson de periode töt 1900
behandelt. Bij 'belangrijke ontwik-
kelingen in het vak' dient te worden
gedacht aan technologische innova-
ties inclusief de opmars van de
Computer, de introduktie in de kar
tografie van het communicatiemo-
del of van nieuwe voorstellingsvor-
men, de oprichting van kartogra
fische verenigingen, het funktione-
ren in internationaal verenigings-
verband enz. Ofschoon niet expli-
ciet in de toelichting van het projekt
genoemd, mag worden aangenomen
dat ook andere uitingen van de pro-
fessionalisering van de kartografie
zoals het instellen en officieel
sanetioneren van beroepsopleidin-
gen tot deze belangrijke ontwikke-
lingen behoren. Ook voor de uit
voering van dit projekt zal een be-
roep worden gedaan op de ICA-
lidstaten. Zij zullen worden uitge-
nodigd elk 5 experts uit te zoeken
die bij de omwentelingen in het vak
betrokken waren. Het is de bedoe-
ling deze lieden te interviewen en
de gesprekken door middel van
taperecorder of videocamera vast
te leggen en in het ICA-archief te
bewaren, toegankelijk voor gei'nte-
resseerde vakgenoten. Het is dui
delijk dat ook bij projekt nr. 2 de
homogeniteit van het eindresultaat
nadelig beihvloed dreigt te worden
door bovengenoemd niveauverschil
in de kartografiebeoefening. Des-
ondanks verdienen de verdere pre-
cisering en ontwikkeling van beide
Projekten onze volle belangstelling.
F. J. Ormeling sr.
KT 1985. XI. 4
11