ten of meanderend) en een benedenloop met zijarmen en moerassen. Er is ook een klassifikatie gemaakt van alle kusten ter wereld (10). Deze is uitgewerkt tot een indeling in vier hoofdtypen (lengtekusten, dwarskusten, neutrale kusten en dubbele kusten) en een tiental Subtypen. Bij deze indeling hören aanwijzingen hoe elk kusttype er na generalisatie uit moet zien. Oppervlakken. Hierboven is tot nu toe alleen de generalisatie van punt- en lijnsymbolen aan de orde geweest. Op klein- schalige kaarten komen echter ook oppervlakken voor generalisatie in aanmerking. Dat kunnen de agglome- raties van grote Steden zijn of door hoogtelijnen inge- sloten gebieden. In speciale uitvoering kent de Karta Mira ook een weergave van bosgebieden. Bij een op- pervlakte-generalisatie zijn er vier mogelijkheden, beschreven door Arnberger (11): a. alle oppervlakken beneden een bepaalde drempel weglaten; b. vereenvoudigen, rekening houdend met de struk- tuur van het verschijnsel; c. vereenvoudigen, rekening houdend met het relatie- ve oppervlak dat het verschijnsel inneemt, en d. een kombinatie van de handelingen genoemd bij a t/m c. Op de Karta Mira worden drempels gebruikt: eilanden worden bijvoorbeeld dän weergegeven als ze op de kaart breder zijn dan 0,5 mm. Meren moeten tenmin- ste 1 mm2 groot zijn, bekkens worden alleen dän weergegeven wanneer ze meer dan 1,2 mm groot zijn, en plaatselijke verheffingen wanneer ze groter zijn dan 0,8 mm2. Het verschil ligt in het feit dat er in bekkens een min-teken geplaatst moet kunnen worden. Voorbeeld. AI deze handelingen komen dus in feite neer op het in- delen van een gebied in een bepaald landschapstype, en het op grond van de kenmerken van dat landschaps type behandelen van de betreffende lijnelementen met betrekking tot de generalisatie. De kaartlezer leest uit dat typerende lijnenverloop op zijn beurt af wat voor soort landschap het hier betreft. Met zijn kennis van de verschillende landschapstypen kan hij dan als het wäre meer uit de kaart aflezen dan erin is aan- gegeven. Bertin (1) geeft in zijn Sdmiologie Graphique een fraai voorbeeld van de Problemen aan de hand van de Dombes, een visvijvergebied van 25 bij 25 km ten noordoosten van Lyon. Hij laat eerst aan de hand van een aantal verschillende kleinschalige kaarten van het gebied zien hoezeer generalisatieresultaten van el- kaar kunnen afwijken. Dan gaat hij het verschijnsel zelf analyseren (figuur 6-1), waarbij hij eerst de ver- breiding van de vijvers over het gebied nagaat (6-2), dan de oriöntatie van de vijvers afzonderlijk (6-3), vervolgens kijkt wat er verder voor strukturen in de verspreiding voorkomen (6-4), en de grootste ele- menten, die in elk geval bewaard moeten blijven eruit haalt (6-5). Tenslotte presenteert hij, op basis van deze analyse, het gegeneraliseerde resultaat (6-6). Gridkaarten Tot de zegeningen van de nieuwe tijd hören de automa- tisering en de Remote Sensing. De automatische gene ralisatie komt aan de orde in een artikel van Kraak in het volgend nummer van het Kartografisch Tijdschrift; we nemen hier alvast een aanloop naar dat artikel aan de hand van gridkaarten en de wiskundige beschrijving van het generalisatie-effekt. Wanneer men generalisatie met vereenvoudiging gelijk stelt, dan is ook stylering een vorm van generalisatie. Ook bij stylering wordt het verloop van lijnen gladge- streken, en wel op een gerichte manier, volgens een van te voren vastliggend concept. In Nederland kent men de gestyleerde kaarten van het openbaar vervoer. In navolging van de ontwerper van de kaarten van de I ondense ondergrondse, Harry Beck, zijn alle rich- tingen die lijnen kunnen hebben in werkelijkheid, op de kaart teruggebracht tot lijnen met een hoek van 0°, 45° of 90° of veelvouden daarvan. Bij gridkaarten gaat men nog verder. Hier worden alle vormen uit de werkelijkheid op de kaart nage- bootst met regelmatige combinaties van gelijke figu- ren, zoals driehoeken, Vierkanten of zeshoeken (zie figuur 7). Deze vorm van vereenvoudiging is het ge- volg geweest van de inzet van de lineprinter voor de kaartproduktie. Met de lineprinter, de aan de Compu ter gekoppelde schrijfmachine, kon men kaarten na- bootsen door van het coördinatensysteem van de schrijfmachine gebruik te maken. Spaties zijn hier plaatsen op de x-as en de opeenvolgende regels vor men spaties op de y-as, en met dit grove coördinaten systeem was het mogelijk eigenschappen van gebieden op kaarten aan te geven. Een moeilijkheid is de weer gave van schuine lijnen in het terrein, die slechts met getrapte lijntjes op de kaart kunnen worden benaderd. Het is de vraag of deze vorm van vereenvoudiging, waarbij alle vormen op de kaart uit horizontale en vertikale lijnen worden opgebouwd, ook al een genera lisatie kan worden genoemd. Immers, bij het doel van generalisatie is aan het begin van dit artikel gesteld dat het om het behoud van de leesbaarheid ging. Wel- nu, bij de grid-methode is er zeker sprake van een groter gemak bij verwerking en presentatie van de ge- gevens, maar de leesbaarheid zal bij het invoeren van de hoekige vormen zeker niet zonder meer verbeteren. Die leesbaarheid neemt pas weer toe wanneer de grid- cellen zo klein worden, dat men ze bijna niet meer als zodanig waarneemt. Tot op dat moment zijn door het getrapte karakter van schuine lijnen patronen moeilijker te herkennen, en het voordeel van de ver eenvoudiging van de presentatie gaat daardoor weer verloren. Door het per vakje vaststellen van de domi nante kenmerken, en vervolgens met die hoedanigheid aangeven kunnen ook verschijnselen die nergens do minant aanwezig zijn, maar in totaal toch een aanzien- lijk aandeel van het oppervlak beslaan, op de kaart uit de boot vallen. Het aanbod van informatie in grid-vorm wordt steeds belangrijker in de kartografie, met name omdat Remote Sensing gegevens op deze manier worden ver- strekt. Wil men het Remote Sensingbeeld ook als uit- eindelijke presentatie gebruiken, dan heeft dit alleen zin op een schaal die de samenstellende gridcellen, de pixels, niet meer als afzonderlijke vierkantjes doet waarnemen. Gebieden zonder een duidelijke zona le opbouw verschijnen op een Remote Sensingbeeld als een lappendeken. Om hieruit de voor de beeldvorming störende invloed van kleine gebiedjes met afwijkende KT 1985. XI. 4 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 25