432.20 luchtperspektivische hoogtekleuren Reeks verlo-
pende hoogtekleuren die de met de afstand toe-
nemende versluiering van de terreinkleuren, het
zogenaamde (1) luchtperspektief, imiteren.
Opm: Deze hoogtekleuren verlopen van laag naar
hoog, van grijsgroen via blauwgroen, groen en geel
naar wit of lichtroze.
Syn: Zwitserse hoogtekleuren.
432.21 (relief)schrapjes Körte streepjes in de richting van
maximale helling getrokken, ter weergave van het
relief.
Syn: hachures, (relief)arcering.
432.23 schrapjesdichtheid Dichtheid van reliefschrapjes
(432.21bepaald op grond van hun dikte, lengte en
tussenafstand.
432.24 hellingschrapjes Reliefschrapjes die door een syste
matische variatie in breedte en onderlinge afstand
de (1hellingshoek van het terrein aangeven. Bijv. de
(2) schrapjes van Lehmann.
432.25 schaduwschrapjes Reliefschrapjes die bij een
schuine lichtinval (422.1 2(3)) op de belichte hellin-
gen smalleren op de in de schaduw liggende hellin-
gen breder worden getekend.
432.26 vormschrapjes Schrapjes die terreinvormen karak-
teriseren, zonder dat ze op hoogte- of hellingmetin-
gen berusten.
Syn: vrije schrapjes.
432.27 mikroreliefsymbool Kaartteken voor een kleine ter-
reinvorm die door hoogtelijnen niet kan worden
weergegeven. Bijv. symbool voor doline.
432.28 rotstekening Gestileerde grafische weergave van
steile rotswanden die niet met andere methoden van
hoogtevoorstelling kunnen worden weergegeven.
432.29 rotsschrapjes Rotstekening waarbij van schrapjes
gebruik wordt gemaakt.
432.29a hellingpijltje Door een hoogtelijn getekend pijltje
waarvan de punt naar het lager gelegen deel van een
helling wijst.
432.30 enkel water Weergave van waterlopen, zoals
greppels en sloten, op topografische kaarten door
middel van een enkelvoudige lijn.
Opm: Deze weergave wordt toegepast wanneer
waterlopen te smal zijn om ze schaalgetrouw met
twee afzonderlijke oeverlijnen (432.37) af te beeiden.
432.31 dubbel water Weergave van waterlopen op topo
grafische kaarten door middel van de twee oever
lijnen (432.37), waarvan de tussenafstand varieert
met de breedte van de waterlopen.
432.32 atlasriviertekening Weergave van waterlopen op
kleinschalige kaarten met een enkele lijn waarvan
de dikte stroomafwaarts toeneemt.
432.33 waterarcering Horizontale arcering die gebruikt
wordt om de verbreiding van (stilstaand) water aan te
geven.
432.33(1) drasteken Onderbroken horizontale arcering of ras-
terpatroon dat gebruikt wordt om moerassig gebied
aan te geven.
432.34 file Evenwijdig aan de kust of oever getekende
lijnen, die landafwaarts een verloop vertonen en ter
weergave van een wateroppervlak dienen.
432.35 kustlijn Lijn die de grens tussen land en zee weer-
geeft.
Opm: Op zeekaarten wordt hiervoor de hoogwater-
lijn (432.35(2)) aangehouden. Op landkaarten is dit
meestal het maximale bereik van de golven bij
stormvloed. Längs de Nederlandse kust is dit de
duinvoet.
432.35(1basislijn Lijn van waaruit de grens van de territoriale
zee wordt bepaald.
Opm: Afhankelijk van de kustvormen wordt de lijn
gevormd door de laagwaterlijn (normale basislijn) of
getrokken tussen daarvoor in aanmerking körnende
punten (rechte basislijn).
432.35(2) hoogwaterlijn Lijn die de begrenzing tussen land en
zee weergeeft bij gemiddeld hoogwater.
Opm: Op zeekaarten is dit de kustlijn.
432.36 laagwaterlijn Lijn die de begrenzing weergeeft
tussen het bij laagwater droogvallend gebied en de
zee.
Opm: Op zeekaarten is dit de (1droogvallingslijn, de
O-meterlijn van het reduktievlak (444.9).
Tussen de laagwaterlijn en de hoogwaterlijn liggen
de (2) droogvallende gronden, op de zeekaart droog-
valling genoemd.
432.37 oeverlijn Lijn die bij zeearmen en binnenwater(rivie-
ren, kanalen, meren) de grens tussen land en water
aangeeft, bij een gemiddelde waterstand of een
waterstand op een bepaald ogenblik.
432.38 gevaarlijn(tje) Stippellijn rond een symbool voor een
gevaar voor de scheepvaart, zoals een ondiepte,
wrak of ander obstakel.
433.1 isolijn Lijn die punten met een gelijke waarde voor
een bepaald verschijnsel met elkaar verbindt.
Opm: De term isolijn in engere zin heeft betrekking
op kontinu verlopende verschijnselen zoals tempe-
ratuur en luchtdruk. In ruimere zin is het een over-
koepelende term welke ook de isopleet of pseudo-
isolijn (433.2) insluit.
Isolijnen worden gekonstrueerd op basis van in
bepaalde punten gemeten waarden, of op basis van
aan bepaalde punten toegekende waarden.
433.2 isopleet Lijn die punten met een gelijke waarde,
waarvan de ligging bepaald is op basis van in tel-
gebieden gemeten verschijnselen, met elkaar ver
bindt.
0 NVK 1985
21