zal onder de volgende code gecatalogiseerd worden:
(3.113:4. 210. 110) Noordzee:Zuid-Holland
Hiermee zijn in principe alle soorten van ingangsele-
menten, die in aanmerking komen om gecodeerd te
worden genoemd. Deze groep omvat dus de wereld-
delen en de vier overige ingangselementen, die een
döncijferige code hebben; verder alle landen, groe-
pen van aaneengesloten liggende landen, provincies,
groepen van aaneengesloten liggende provincies, de
oceanen en zeeen, genoemd in de indeling van het
IHB en de kustwateren.
Deze groep omvat, afgezien van de kustwateren, on-
geveer 4100 ingangselementen en vormt het grote
raamwerk van de hele classificatie. Zoals uit de wij-
ze van coderen te zien is, kan elk werelddeel in
principe 1000 landen omvatten en elk land in principe
1000 provincies. Ruimteproblemen binnen het code-
ringssysteem zullen dus niet gauw ontstaan.
Codes met meer dan 7 cijfers worden niet gebruikt.
Gebieden van een andere orde, dan tot nu toe genoemd
is krijgen wel een plaats in de classificatie, maar
krijgen geen code. Dit betreft:
1. bestuurlijke eenheden, lager dan het provincie-
niveau;
2. fysisch geografische eenheden zoals rivieren,
gebergten, landstreken enz.
3. gebieden, die genoemd worden naar een of andere
kwaliteit, bijvoorbeeld: Latijns Amerika, EG, de
Islamitische Wereld;
4. niet meer bestaande landen en provincies;
zeegebieden, die niet in de IHB-indeling genoemd
worden;
6. hemellichamen;
7. namen van gefantaseerde gebieden.
Namen van al deze gebieden worden als trefwoord ge-
koppeld aan de code van het kleinste gebied, waar het
als geheel binnen valt. Hier volgen daarvan enkele
voorbeelden, in volgorde overeenstemmend met
bovengenoemde gevallen:
1. (4. 210. 230),Delfzijl
2. (4. 210)Rijn
3. (2), Islamitische Wereld
4. (4.400), Pruisen; ((4.400) is de code voor Centraal
Europa)
5. (3. 113)Waddenzee
6. (1),Jupiter
7. (0),Utopia
Uit voorbeeld 3 blijkt het nut van de aanwezigheid van
(2) (=Aarde) op het hoogste niveau: de islamitische
landen liggen in meerdere werelddelen; was (2) er
niet, dan moest er voor ieder werelddeel, waarin de
Islam voorkomt een aparte ingang komen, voorzien
van onderlinge zie-ook-verwijzingen.
Een code kan door meerdere trefwoorden gevolgd
worden; het maximale aantal is negen. De volgorde
van de trefwoorden gaat altijd van groot naar klein
en bestuurlijke eenheden, bijvoorbeeld gemeenten,
gaan altijd voor niet-bestuurlijke eenheden. Het laat-
ste trefwoord is altijd het ingangselement, waarop de
betreffende kaart gecatalogiseerd wordt. Enkele
voorbeelden:
(4. 210. 150), Amsterdam, Watergraafsmeer, Julianapark
(4), Alpen, Mont Blanc-massief
Kaarten van een bestuurlijke eenheid leiden vaak een
langer leven dan de betreffende bestuurlijke eenheid
zelf. Er moet binnen de classificatie dan 00k rekening
gehouden worden met niet meer bestaande bestuurlijke
eenheden en met de verwerking van körnende verande-
ringen in de bestaande situatie.
Om ingangselementen 00k in de tijd af te bakenen wor
den ze voor zover van toepassing 00k van twee jaar-
tallen voorzien, die aangeven voor welke periode het
ingangselement geldig is. Bepaalde ingangselementen
zijn tijdloos. Dit zijn:
1. de eencijferig gecodeerde gebieden;
2. natuurlijke eenheden, waaronder 00k alle oceanen
en zeeön;
3. groepen van aaneengesloten liggende landen en
provincies.
Deze ingangselementen zijn niet van jaartallen voor
zien. De onder 3 genoemde ingangen zijn van belang
voor het inpassen van niet meer bestaande landen of
provincies in het classificatiesysteem. De namen van
dergelijke gebieden worden als trefwoord gekoppeld
aan de codes van de onder 3 genoemde gebieden.
Bijvoorbeeld:
(4. 400), Pruisen
Het is daarbij van belang een datum te fixeren, waar
op het stelsel van gecodeerde ingangselementen be-
trekking heeft. Voor de CCK is dit 1 januari 1980.
Bestuurlijke eenheden, waarvan - zonder relatief gro
te gebiedswij zigingen - de naam of bestuurlijke status
verändert, krijgen geen eigen ingang voor de situatie
voor de verandering. Wel wordt van de oude situatie
naar de nieuwe verwezen. Bijvoorbeeld:
Belgisch Congo: zie (6. 340) Zaire
Gecodeerde ingangselementen, waarvan in de toe-
komst het grondgebied ingrijpend gewijzigd wordt,
zullen in dat geval een slotjaartal krijgen. De nieuw
ontstane landen of provincies krijgen een nieuwe code.
De trefwoorden, die aan de oude codes verbonden wa
ren, worden zoveel mogelijk naar de nieuwe overge-
bracht. De oude codes blijven wel in het classificatie
systeem gehandhaafd.
Grenswijzigingen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld
ten gevolge van bezettingen tijdens oorlogen worden
niet in het systeem opgenomen.
Hiermee zijn de belangrijkste punten met betrekking
tot de opzet van een classificatie naar gebied bespro-
ken. Wat nog overblijft is het geven van een richtlijn
voor de schrijfwijze van de geografische namen. Voor
de struktuur van de classificatie zelf is dit niet van
belang, maar voor duidelijkheid bij gebruik van de
classificatie wel.
De methode, die de beste waarborgen biedt voor juiste
weergave van de geografische namen, is het gebruik
van de lokale namen als ingangselementen. Onder de
lokale naam wordt verstaan de geografische naam zo
als die in het betrokken land zelf officieel erkend en
gebruikelijk is. Betreft het landen waarin het latijnse
alfabet niet het officible is, dan kunnen de translitera-
tietabellen van de International Standard Organization
(ISO) gebruikt worden. Indien deze niet voorzien in het
betrokken alfabet, dan verdienen transliteraties of
transscripties, die het betrokken land zelf officieel
gebruikt, de voorkeur.
Exonymen dienen alleen als zie-verwijzing voor te
komen.
KT 1985. XI. 4
39