serieus neemt bij het aardrijks-
kunde-onderwijs en -examen met
het kaartgebruikonderricht.
Na een aantal voorbeelden van on-
derzoek naar kaartgebruikvaardig-
heden op Scholen volgt een gede-
tailleerde beschrijving van metho-
den voor het bepalen van richting,
lokatie, schaal en het gebruik van
Symbolen (H3, the view from
above), en het leren aflezen van
hoogte, helling en terrein (H4, the
third dimension). De Strategie
voor dit onderricht wordt uitge-
breid behandeld, evenals de daar-
voor in Engeland beschikbare hulp-
mtddelen.
In het Vierde en vijfde hoofdstuk
worden de kaartgebruiksopgaven
geanalyseerd die bij de aardrijks-
kundevragen zaten voor eind lagere
en middelbare school in de laatste
vijf jaar, evenals de eisen die aan
veldwerkverslagen, die een deel
van het eindexamen vormen, wor
den gesteld.
Dat veldwerk en de mogelijkheden
ervoor komen in H7 aan de orde,
met 4 case studies over het leren
kennen van de omgeving, van een
agrarisch bedrijf, en van planning-
problemen in landelijke en stede-
lijke gebieden. In het laatste hoofd
stuk worden wat mogelijkheden van
computer-instruktieprogrammas
op het gebied van kaartgebruik be-
schreven, niet z<5 interessant voor
ons land.
Wat het boekje de moeite waard
maakt, afgezien van de andere be-
nadering van het kaartgebruik
onderricht in Engeland, zijn de
manier waarop op Piaget's resul-
taten wordt aangesloten en de prak
tische uitwerking daarvan, het
onderscheiden van de per leeftijds-
groep aan te leren kaartleestaken,
en de manier waarop die in veld-
werkprojekten worden samenge
bracht.
F. J. Ormeling
ATLAS VAN NEDERLAND, Deel 18
Ruimtelijke Ordening. Stichting
Wetenschappelijke Atlas van Neder-
land. 's-Gravenhage: Staatsuitge-
verij, 1984. 24 pp.
ISBN 90 12 050189
In de reeks besprekingen van de in
losse afleveringen te verschijnen
nieuwe Atlas van Nederland zal
hier aandacht worden gegeven aan
het katern over Ruimtelijke Orde
ning. Het betreft het meer alge-
mene deel van het vijfde hoofdthe-
ma van de Atlas: Het maken van
plannen. Daarnaast zullen nog ver
schijnen: Stadsinrichting (deel 191
en Landinrichting (deel 20), waar-
in in het verlengde van de in dit
deel behandelde bestemmingspro-
blematiek, meer specifiek de in-
richting en het beheer van de
ruimte (uitvoering van concrete
Projekten, onderhoud en vernieu-
wing) aan de orde zal komen. Aan
de algemene opzet kan worden
voorbij gegaan omdat hier al in
KT 1984.X. 3, blz. 39 door N.J.
Bakker voldoende aandacht is ge
geven; eerder versehenen delen 1
en 5 werden in KT 1985. XI. 2,
blz. 57 besproken.
In tegenstelling tot vrijwel alle an
dere atlasdelen is voor het katern
Ruimtelijke Ordening slechts ödn
redakteur verantwoordelijk, in de
persoon van drs. E. Bobbert, hoofd
van de afdeling Stedebouw, Finan-
cidle Zaken en Onderzoek van de
P. P. D. Noord-Brabant. Op de
Kartografendagen van 22 en 23
april jl. te Utrecht, gewijd aan de
planningskartografie, heeft Bob
bert de aanwezigen in de keuken
laten kijken van drie jaar -met
onderbrekingen - bemoeienis met
dit atlasdeel (zie KT 1985. XI. 2,
blz. 6). Van de tekst van zijn voor-
dracht zal ik in deze bespreking
vrijelijk gebruik maken. Van de
daarbij vertoonde dia's zou een
fraaie eerste aanvulling op deel 18
zijn samen te stellen.
Inieidingen in de ruimtelijke orde
ning (RO), vooral ook voor een
breder publiek (dön van de doel-
groepen van de atlasredaktie),
zijn Schaars, veelal sterk juridisch
van inslag en arm aan illustratieve
toelichting. Bobbertheeft de uitda-
ging aangenomen binnen de hier
bekend veronderstelde algemene
randvoorwaarden van de redaktie
-zie de bovengenoemde bijdrage
van Bakker - de 'verbeelding' van
de ruimtelijke ordening centraal te
stellen. Het verhaal van de RO is
complex en uitgebreid en 20 pagi-
na's netto is dus te weinig om het
helemaal te kunnen verteilen. Bo-
vendien is het bijna ondoenlijk het
maatschappelijk zoekproces dat we
ruimtelijke ordening noemen volle-
dig te laten 'zien': probleemfor-
mulering en doelStellingen, onder
zoek en overleg, onderhandeling
en inspraak, belangenafweging en
onderlinge afstemming van plannen
zijn weerbarstige zaken als het op
uitbeelding aankomt. Lang niet al
les en soms zeer weinig, wat er in
de RO omgaat vindt zijn neerslag
in kaarten.
Van de gestelde randvoorwaarden
is vermeldenswaard dat het in dit
katern niet is gelukt een paar grote
paginavullende kaarten op te nemen.
Wel enkele hele pagina's gevuld
met kaarten waarmee enigszins
recht kon worden gedaan aan het in
de tekst benadrukte proceskarakter
van RO.
Hiermee komen we aan het belang-
rijkste punt: hoe de auteur, in een
intensieve samenwerking met het
atlasbureau, zijn resterende vrij-
heid om uit te maken wat er in het
katern zou komen, heeft ingevuld.
Ik vind, om daarmee te beginnen,
dat Bobbert iets waardevols heeft
toegevoegd aan de beschikbare in-
leidingen in de RO. Behalve van-
zelfsprekend de ruimtelijke plannen
zelf, de procedures en het algeme
ne raamwerk waarbinnen ze passen,
heeft de auteur aandacht willen ge-
ven aan een stukje voorgeschiede-
nis, de dynamiek van de RO en de
samenhang tussen de diverse plan
typen. Hij heeft daarbij gebruik
gemaakt van (veelal aktuele) voor
beelden uit alle delen van Neder
land; veel bestaand materiaal is
omgewerkt en heeft een nieuwe ge-
daante gekregen. Als ik hierna en
kele opmerkingen bij het uiteinde-
lijke resultaat plaats, dan is dit
zowel een uitdrukking van 'zoveel
hoofden - zoveel zinnen', als pas
send binnen het ritueel van deze
rubriek.
Hoofdstuk 1 'De ruimte wordt
Schaars', geeft ter introduktie op
1 pagina het hoe en waarom van de
RO en de bemoeienis van de over-
heid met de RO.
Ik ben het met Bobbert eens die er
in zijn lezing op heeft gewezen dat
de weergave van het uitdijen van
het bebouwde oppervlak, kaartje 3,
niet sprekend genoeg is gelukt. Uit
andere publikaties is bekend dat
aparte kaartjes voor de verschil-
lende tijdstippen, naast elkaar en
eventueel in zwart-wit, beter vol-
doen. Het is jammer dat in tekst
en diagrammen twee al te gangbare
opvattingen niet nader zijn genuan-
ceerd. Ruimte wordt niet alleen
Schaars door een toenemende be-
volking op een vrijwel gelijk blij-
vend oppervlak, maar ook en voor
al door de steeds toenemende aan-
spraken op en behoefte aan ruimte
KT 1985 XI. 4
51