Schriften het onderscheid 'nota RO'
en struktuurschets niet helder is
aangegeven, evenals de relatie
met de struktuurSchema's (ook
niet in de verklärende woorden-
lijst). Interessant is de poging om
voor het rijksniveau ook iets te
willen laten zien van de inhoud van
het beleid door de jaren heen.
Toch blijf ik zelf wat moeite heb-
ben met de series thematische
kaartjes 32 en 33, die respectieve-
lijk het nationale spreidingsbeleid
en het principe van de uitwaartse
groei van de Randstad tot onder-
werp hebben. Voor het bredere pu-
bliek lijken ze me zonder meer
lastig te doorgronden. Overigens
lag ook aan de weergave van deze
beleidsontwikkelingen oorspronke-
lijk een breder opgezet stripver-
haal ten grondslag dat eenvoudiger
moest worden uitgevoerd.
Als ik tenslotte zelf, ondanks alle
al ge signaleer de ruimtegebrek,
toch nog een aanvulling had mögen
voorstellen, dan was mijn keuze
geweest de verwezenlijking van het
bestemmingsplan te verbeeiden
door middel van een concreet
bouwplan ter uitwerking van een
gedetailleerd bestemmingsplan
met bijbehorende krantenadverten-
tie waar de afgifte van de vereiste
bouw- c. q. aanlegvergunning
wordt aangekondigd. Van eigen er-
varingen met inleidingen in de RO
weet ik dat deze schakel in de sa
menhang van plannen met de uit
werking naar concrete personen en
instellingen toe, het hele raamwerk
van plannen wat meer doet leven.
Ik zou daar de nu bestede ruimte
aan ruimtelijke plannen over de
grenzen heen voor hebben opgeof-
ferd.
Hoofdstuk 4 'Plannen die een deel-
veld bestrijken', sluit dit atlasdeel
af met 2 pagina's waarin de twee-
sporigheid in de ruimtelijke orde-
ning en een bont pakket van sektor
plannen, aandacht wordt gegeven.
Ik heb ook hier begrip voor de
keuzeproblematiek rnaar kan niet
anders dan het resultaat te brokke-
lig vinden. Compositorisch was er
wellicht wat te winnen geweest als
in de opzet doelbewust de verbin-
ding was gelegd naar de volgende
atlasdelen over stads- en land-
inrichting.
De samenstelling van de verklären
de woordenlijst op de binnenzijde
van de achteromslag lijkt me wille-
keurig. Ik tel 8 begrippen met be-
trekking tot vakgebiedsaanduidin-
gen en planningtheorie; 19 termen,
oud en nieuw, uit de spelregels en
het Instrumentarium van de RO en
5 beleidsinhoudelijke begrippen uit
de RO. Waarom de ene wel wordt
opgenomen (gedetailleerd bestem
mingsplan) en de andere niet (glo-
baal bestemmingsplan) blijft duis-
ter. Meer algemeen lijkt het me
voor de gebruiker nuttig als de
'verklaarde woorden' in de tekst
worden voorzien van een asterisk!
Ter afsluiting nog een laatste alge-
mene opmerking: als de worsteling
met de beperkte beschikbare ruim
te een kenmerk van deze (en ande
re?) atlasproduktie is geweest,
zou op een nog strikter benutten
van tekst en bijSchriften bij de
kaarten, diagrammen enz. moeten
worden gelet. Ik ben nogal wat,
halve en hele, herhaling van infor-
matie tegengekomen, soms zelfs
op 1 pagina en vlak bij elkaar
(blz. 11, rechter kolom). Is dit
een gevolg van een los van elkaar
en in de tijd ontstaan van deze be-
schrijvingen en tekstblindheid bij
het nalezen achteraf?
Deze atlasaflevering 'mag er zijn'
en verdient het een standaardrefe-
rentie te worden voor vakgenoten,
Studenten en belangstellenden in
de ruimtelijke ordening.
P. Donkersloot
BAKKER, H. DE, W. HEIJINK en
G. G. ISTEUR, Fragmenten uit
de Bodemkaart van Nederland
1:50.000. Formaat kaartblad
60x87 cm. Uitgave: Stichting
voor Bodemkartering, Wageningen,
1984. Prijs j 15,—.
De Stiboka is, zoals de literatuur-
opgave achterop dit kaartblad be-
wijst, niet karig met publikaties
waarmee het zijn produkten ver-
der wil openleggen en beter toe-
gankelijk maken. In dat streven
past ook het hier besproken blad
met 16 kaartfragmenten in kleur
(elk 10x12,5 cm). De keuze van
deze fragmenten was dusdanig,
dat daarmee een tamelijk volledig
beeld wordt gegeven van alle in
Nederland voorkomende gronden.
De legenda van de 16 kaartfrag
menten is in kleur bijgevoegd, en
op de achterkant Staat, zwart/wit,
de volledige legenda van de Bodem
kaart, uitgebreid toegelicht.
Het is de bedoeling van dit kaart
blad de gebruiker van de kaart-
serie een overzicht te bieden van
de legenda en haar opbouw. De Co
des die in alle kaartvlakken op de
fragmenten staan aangegeven wor
den verklaard, mede aan de hand
van driehoeksdiagrammen, en de
versehillende onderscheiden bodem-
soorten worden in Schema's weer
aan elkaar gerelateerd.
De gebruikte kleuren en tinten zijn
overzichtelijk in verwante groepen
in de legenda gepresenteerd, en
vormen een goede sleutel voor
deze meest kleurrijke kaart van
Nederland, gedrukt door het Euro
pees Cartografisch Instituut.
Met de gekozen fragmenten heeft
men zoveel mogelijk typische situa-
ties willen illustreren. Daarnaast
geven deze 16 fragmenten een in-
trigerend beeld van de Nederlandse
bodemdiversiteit, en van de ver
sehillende soorten grenzen tussen
de eenheden. Die grenzen kunnen
'eiig' zijn of lobbig, door relief,
rivieren of zee bepaald, met lang-
gerekte strukturen die op eolische
invloed lijken te wijzen of antropo-
geen zijn, met rechte grenzen of
ronde terpen. Bovendien varieert
de mate van detail sterk. Het is te
hopen dat deze diversiteit en de
manier waarop de grenzen worden
getekend als verantwoording bij
deze kaartserie, die zijn voltooi-
ing nadert, ook in het in het voor-
uitzicht gestelde leerboek bodem-
kunde zullen worden opgenomen,
als extra Service van deze zo ge-
bruiksvriendelijke karterings-
dienst.
F. J. Ormeling
LEUNEN, P. VAN en J.E.W.
SMITH, Zeekaarten. Culemborg:
Educaboek, Stam Technische Boe-
ken, 1983. Bijlage Br. Admirali-
teitskaart 5052 (60x62 cm).
ISBN 90 11 284518. Prijs f 98,45.
Dit is een boek dat voor vele cate-
goriebn lezers van waarde zal zijn:
de geihteresseerde leek, de zee-
varende watersporter, professio-
nele nautici en niet-nautische kar-
tografen zullen er allen voor hen
interessante zaken uithalen.
De 'droge' kartograaf, voor wie
een zeekaart slechts opvallend was
door het vrij on-interessante kleur-
gebruik, kan in dit boek ruim-
schoots kennis maken met de ach-
tergronden van de vele details die
toch in zo'n kaart verwerkt blijken
te zijn.
KT 1985. XI. 4
53