lege pagina aan met daarop een oud-Hollands woord dat moeilijk thuis te brengen is: Vorer Waarom in dit geval niet begonnen met voorwoord en inleiding? De inleiding is prettig leesbaar ge- schreven en goed geTllustreerd. De schrijfster vergist zieh echter wanneer zij op blz. 4 schrijft dat de landmeter in de tweede helft van de 15e eeuw in Staat was een kaart van een goede meetkundige grond- slag te voorzien. Of is hier sprake van een schrijffout en had hier 16e eeuw moeten staan? Afgezien van de niet geheel juiste informatie over de landmeetkundeboeken uit de 16e eeuw, onder meer zijn meetkunde- en landmeetkundeboe ken verward, wordt hier duidelijk het werk van de landmeter toege- licht. Een kleine correctie: de vader van Floris Jacobsz kreeg zijn commissie op 12 april 1548 en legde de eed af op 17 april 1548 (dus niet 1549), zie OAD 588/3. Het genootschap Oud-Westland moet gecomplimenteerd worden met het initiatief tot uitgave van dit kaartboek. Dit boek is vanzelfsprekend van grote betekenis voor de liefheb- bers van de Streekhistorie en de genealogie van het Westland. Daarnaast is deze publikatie van belang voor iedereen die geTnteres- seerd is in het werk van de land meter in het begin van de 17e eeuw. Het feit dat hier het morgenboek en de kaarten bij elkaar gebleven zijn, maakt het mogelijk dieper in te gaan op de nauwkeurigheid van het meten. Bovendien is hier spra ke van handschriftkaarten en niet van gedrukte kaarten, waardoor we meer direct in contact komen met het werk van de landmeter zelf. Dit brengt mij echter tevens bij een bezwaar tegen deze uitgave namelijk dat de kaarten niet 1:1 zijn gereprodueeerd. De op blz. 17 genoemde schaalmaten kloppen niet met de weergave, het lijkt er op dat de kaarten vergroot zijn weergegeven. Niet duidelijk is ook of voor alle kaarten dezelfde ver- grotingsfaktor is gebruikt. Dit as- pekt bemoeilijkt elk nauwkeurig- heidsonderzoek en dat is te betreu- ren. De voorzitter van het Genootschap schrijft in zijn voorwoord dat men zieh lange tijd heeft bezig gehouden met de vraag of deze kostbare uit gave tot de mogelijkheden zou be- horen. We kunnen alleen maar dank- baar zijn dat men die vraag posi- tief beantwoord heeft. Hopelijk zullen anderen in ons land dit initiatief navolgen. H. C. Pouls VERBRAECK, A. Toelichting bij de Geologische kaart van Ne- derland, 1:50.000, Blad Tiel West (39 W) en Blad Tiel Oost (39 O). Haarlem: Rijks Geologische Dienst, 1984. 335 pp. De nieuwe geologische kaarten van het midden-Nederlandse rivieren- gebied hebben lang op zieh laten wachten. Reeds eerder versehenen de bladen Gorinchem 38 O (in 1970) en Arnhem 40 O (in 1977). De op- name van het nu gepubliceerde blad 39 W was, zoals blijkt uit de Toelichting, al in 1973 voltooid; het manuscript van de Toelichting was in 1980 klaar. Het is dan enigszins teleurstellend, dat de feitelijke publikatie daarna nog bij na vijf jaar op zieh moet laten wachten. Daardoor is een deel van de Toelichting op het moment van publikatie al weer achterhaald. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het hoofd- stuk van Van Tent over de Archeo- logie, waarin kennelijk geen re- centere publikaties dan van 1980 konden worden verwerkt. Gelukkig is de publikatie als ge heel zeer de moeite waard. De kaarten en profielen zijn fraai uit- gevoerd en beantwoorden ook ove- rigens aan de hoge eisen waaraan de moderne kaarten van de Rijks Geologische Dienst voldoen. In de Toelichting is een enorme hoeveel- heid gegevens bijeengebracht. Vooral de hoofdkaarten zijn zeer fraai uitgevoerd en voortreffelijk gedrukt in heldere, sprekende kleuren, op een vereenvoudigde, in grijs uitgevoerde ondergrond van de topografische kaart 1:50.000. Beide kaartbladen zijn bijzonder interessant, omdat ze geologisch en landschappelijk veel variatie te bieden hebben. Een groot deel van de in Nederland aan de oppervlakte voorkomende formaties komt in dit gebied voor, waardoor de legenda er op het eerste gezicht ingewik- keld uitziet. Om deze legenda te verduidelijken zijn enkele schema tische profielen opgenomen. Uit eigen waarneming weet ik dat de kaart inhoudelijk toch nog wel enige opvallende onjuistheden be- vat. Hoewel dit in detail bij elke kaart voorkomt en in de praktijk ook onvermijdelijk is, zijn er ook enkele onjuistheden die vermeden hadden kunnen worden. Zo komen er enkele verkeerde ver- bindingen van stroomgordels voor en zijn sommige zeer opvallende restgeulen niet gekarteerd, terwijl veel minder duidelijke restgeulen soms wel zijn gekarteerd. Een grote donk ten zuiden van de Lek bij Wijk bij Duurstede (die nota- bene 'De Zandberg' heet en waar circa 16 boerderijen op staan) ont- breekt zelfs geheel. Naast de beide hoofdkaarten zijn verder als bijlagen opgenomen: een profielenblad (1) met over- zichtsprofielen door het Holocene pakket, en een overzichtelijke bij kaart met de zanddiepte (in meters onder maaiveld). Verder wordt in een bijkaart de ouderdom van de holocene stroomgordels afgebeeld. De stroomgordels zijn in deze kaart gerangschikt in volgorde van toenemende ouderdom. Dit zou op de kaart het best tot uitdrukking kunnen worden gebracht met be- hulp van tintverschillen; helaas heeft men echter gebruik gemaakt van verschillende kleuren, al dan niet gecombineerd met verschil lende punt- of lijnrasters. De weergave is daardoor vanuit kar- tografisch oogpunt niet optimaal, omdat steeds opnieuw de legenda geraadpleegd moet worden. De fraai uitgevoerde kaarten zijn voorzien van een zeer uitvoerige toelichting van 335 pagina's, die een schat aan informatie bevat. Vele medewerkers van de Rijks Geologische Dienst hebben aan deze toelichting een bijdrage gele- verd. Na een körte inleiding volgt een beknopt overzicht van H. A. van Adrichem Boogaert over de 'Diepe ondergrond' (het prd-Kwartair). In Hoofdstuk 3 komt het Neogeen en Pleistoceen tot het Midden- Saalien (J. G. Zandstra en G. H. J. Ruegg) aan de orde waarbij ruime aandacht wordt ge schonken aan de zware-mineralen en grindsamen- stelling van de Pleistocene forma ties. Hetzelfde is het geval met Hoofdstuk 4: Pleistoceen (vanaf Midden-Saalien tot en met Weich- selien), waarin bovendien aan dacht wordt ge schonken aan de sedimentaire strukturen, o. a. door middel van enkele foto's. 58 KT 1985. XI. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1985 | | pagina 68