1
gener. zonder
I overdrijving
zonder
overdrijving
overdrijving van
de verspringing
l
overdrijving
van de bocht
Figuur 2. Generalisaties van een wegkruising zonder
en met overdrijving van de verspringing
van wegen (volgens A. J. Pannekoek). De
overdrijving stemt het kaartbeeld af op het
gebruik in het verkeer, derhalve is er dan
sprake van 'gerichte generalisatie
,x
Figuur 3. Generalisatie van bebouwing längs een weg
ten behoeve van schaalverkleining van een
topografisehe kaart (volgens E. Imhof).
Figuur 2 is afgeleid uit figuur 1; derhalve
is er sprake van 'afgeleide generalisatie'.
Kaartschaal en generalisatie
Niet alleen de wijze van generaliseren, maar ook de
kaartschaal wordt bepaald door het doel van de kaart.
En hoe belangrijk de schaal is blijkt uit de vergelij-
king van het beschikbare kaartoppervlak voor de
weergave van 1 km^ op verschillende schalen.
1 km2 op schaal 1 1.000 1 m2 kaartoppervlak
1 km^ op schaal 1 100.000 1 cm2 kaartoppervlak
1 km2 op schaal 1 1.000.000 1 mm2 kaartoppervlak
Het lijken bijna onmogelijke verkleiningenDat werd
pas echt duidelijk toen in de 19e eeuw de topografisehe
kennis der aarde zowel door de moderne ontdekkings-
reizen als ook door landelijke verkenningen buiten-
gewoon toenam. Men werd zieh toen dan ook de nood-
zaak van zinvolle selektie bewust. Alexander von
Humboldt (1769-1859) die veel tot deze kennisver-
meerdering bijdroeg, bracht deze noodzaak treffend
onder woorden met de vaak aangehaalde uitspraak:
"Nur leer scheinende Karten prägen sich dem Ge
dächtnisse ein". En in het voorwoord van de eerste
druk van de Bos-atlas (1879) werd doeltreffende se
lektie aldus verwoord: "Eene goede keuze uit het vele,
waarbij alleen het noodige wordt gegeven, zonder dat
aan banden wordt gelegd de zelfwerkzaanheid des
leerlings, waarbij hij meer kan vinden dan de kaart
hem geeft". Deze uitspraak betekent, evenals het
'leer scheinende' in die van Von Humboldt, dat een goed
gegeneraliseerde kaart meer informatie bevat dan op
het eerste gezicht lijkt. In onze conclusie komen wij
op dit voor kaartinterpretatie belangrijke feit terug.
Toen men eenmaal doelmatige generalisatietechnieken
had ontwikkeld, beschikte de kartografie over de mid-
delen om de in de 19e en 20e eeuw aanzwellende topo
grafisehe informatiestroom te breidelen. De produk-
tie van talloze kaarten op kleinere schalen kon op
gang komen, als ook die van vele atlassen, waaronder
omvangrijke wereldatlassen. Ook begon de vervaar-
diging van de kaartseries op de schalen 1 1 miljoen
en 1 25 miljoen.
Onmacht der pr e - sy m b ol i s c h e karto
grafie
Het leek er dus op dat de topografisehe kartering de
achterstand ten opzichte van de ontdekkingen en ver
kenningen definitief zou inlopen. Maar in de decennia
na 1960 werd de kartografie overvallen door een lawine
van nieuwe topografisehe gegevens. Ze komen op ons
af door satellietbeelden, luchtfoto's, versneide ver
kenningen en statistieken van allerlei aard. Deze Pro
dukten van het informatietijdperk plaatsen de karto
grafie opnieuw voor de opgave een overvloed aan ge
gevens, tienduizenden tot miljoenen malen verkleind,
weer te geven, en dat alles liever vandaag dan mor
gen. De hoeveelheid der gegevens, als ook de ver
eiste spoed zijn gebaat bij automatisering van de
kaartvervaardiging maar niet minder bij efficiente
generalisatie. Daarbij worden aan de kartografische
uitdrukkingsmiddelen hoge eisen gesteld. De ervaring
leerde al dat kaart-vervangende produkten als ortho-
fotokaart en satellietbeeldkaart niet de uiteindelijke
oplossing bieden. Deze niet-gegeneraliseerde afbeel-
dingen werpen ons in zekere zin terug op een vorm
van kartografie die in de Middeleeuwen gebruikelijk
was: pre-symbolische kartografie. De kaarten van
toen bestonden immers uit figuratieve, niet op schaal
verkleinde afbeeldingen, niet genormaliseerd of ge-
standaardiseerd.
Satellietbeeldkaarten bestaan uit afbeeldingen gevormd
door beeldelementen, 'pixels'. Deze afbeeldingen,
met hun individuele betekenis, zijn vergelijkbaar met
de weergave van de ongeclassificeerde bergen en
Steden op de kaart van Toscane door Leonardo da
Vinci (15e eeuw, figuur 4). De hier gebruikte kaart-
tekens hebben een eenmalige betekenis en zijn even
individueel als een handtekening, vandaar de bena-
ming signatuur. Deze tekens vragen dan ook niet om
een verklaring, ze spreken voor zichzelf. Kaarten
daarmee samengesteld, zoals ook de panoramakaar-
ten van Berann of Michels hebben geen legenda nodig.
Wel blijft een uitleg van de kaartinhoud nuttig, een
beschrijving met trefwoorden van kenmerkende ge-
bieden. Dergelijke karakteriserende teksten zijn een
vorm van verbale generalisatie (figuur 5)In feite
is deze generalisatie met trefwoorden nodig wegens
een te veel aan gegevens op de satellietbeeldkaart.
16
KT 1986. XII. 1