-5 ä.;- Figuur 9. Deel van de Peutingerkaart. ook technleken die met generalisatie gepaard gaan. Op deze wegenkaart van het Romeinse Rijk zijn de zeeen, ter besparing van ruimte, als smalle stroken afgebeeld: minimisatie, het tegengestelde dus van exageratie. Rivieren en bergruggen zijn niet geclas- sificeerd, maar weergegeven door gestyleerde Signa turen. De wegen zijn gesymboliseerd, met aanduiding van richting en afstand; wegkruisingen zijn geexage- reerd, een voorbeeld dus van gerichte generalisatie. Het meest uitgewerkt zijn de nederzettingen. Ze zijn door classificatie ondergebracht in vier groepen, elk met een eigen kartograüsche weergave: - Allereerst de drie hoofdsteden en de acht andere grote Steden van het Romeinse Rijk. Elk ervan is met een beeidmerk weergegeven, een individueel, dus slechts eenmaal toepasbaar kaartteken dat de stad als geheel representeert. Het is een gefe'xagereerd, sub- stituerend signatuur dat de stad als geheel moet voor- stellen. -Per provincie zijn alleen de Steden bij knooppunten en kruisingen van wegen weergegeven; andere Steden zijn weggelaten: gerichte selektie. De weergave van deze Steden geschiedt met een uniform meervoudig toepasbaar en dus niet individueel kaartteken: een symbool, gevormd door twee vestingtorens, die de stad als geheel representeren. Het is dus een sub- stituerend symbool. - In de kolonies, onder andere in Afrika, wordt van veel Steden alleen de naam vermeld, een teken ont- breekt. De generalisatie gaat hier dus verder dan in andere delen van het Romeinse Rijk. De Peutinger kaart vertoont dus differentiele generalisatie. - Een groep apart vormen de badplaatsen: ze zijn weergegeven met een sterk gefe'xagereerd uniform symbool: een badhuis als substituerend beeidmerk. Samenvattend leert de Peutingerkaart ons de volgen- de generalisatietechnieken: - classificatie: het groeperen van individuele Objekten. - selektie: het op grond van bepaalde overwegingen al dan niet weergeven van Objekten. - het gebruik van Signaturen: het met een eenmalig toepasbaar kaartteken (beeidmerk) afbeelden van een individueel Objekt. - symbolisatie: het gebruik van Symbolen, het met een uniform meervoudig toepasbaar kaartteken weer geven van geclassificeerde Objekten. Op de Peutinger kaart zijn de Symbolen nog vrij natuurgetrouw, en veelal afgeleid van Signaturen. Door exageratie nemen ze veel plaats op de kaart in. - schaaldisharmonieexageratie of minimisatiehet ten opzichte van de kaartschaal vergroot dan wel ver- kleind weergeven van Objekten. - differentiele generalisatie: het gebiedsgewijze in verschillende mate doorvoeren van selektie en sym bolisatie. Voorts valt op te merken dat op de Peutingerkaart nederzettingen eerder en sterker worden geclassifi- ceerd dan lijnvormige Objekten. Diverse andere oude kaarten tonen dat de bovenge- noemde generalisatietechnieken in de 15e en 16e eeuw alom ingang hadden gevonden. Of dit in de 4e eeuw, toen het origineel van de Romeinse wegenkaart werd gemaakt, ook al het geval was blijft een open vraag. Ook het onderscheid tussen signatuur en symbool was in de 16e eeuw bekend, onder andere blijkens het ge bruik ervan in Ortelius' wereldatlas Theatrum Orbis Terrarum. Men ziet daarin naast Signaturen ook hoe Aziatische Steden telkens met hetzelfde teken worden aangeduid, en wel met een gestyleerde afbeelding van de Europese middeleeuwse stad. Het was de onbe- kendheid met het uiterlijk van Aziatische Steden die deze weergave in de hand werkte. Hier was dus spra- ke van hyper-symbolisatie, een overmatig symbool- gebruik waarbij dus ongelijksoortige zaken worden samengebracht onder ddn symbool (figuur 10). Dit doet zieh ook voor op de wereldkaart van cmoH 2A\ f J A? Vfrrtum rafortmii ■#w MVL Ttfttn 77#»V*a M/Ii Figuur 10. Een deel van Azig in de wereldatlas van Ortelius (16e eeuw) KT 1986. XII. 1 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 21