samenvoegen (grafische generalisatie;
vegetatie
vegetatie
bos
samenvoegen (conceptuele generalisatie)
leologii
geologie
I holoceen
H+fHH pleistoceen
overige
kwartair
overige
Figuur 2. De generalisatiehandeling samenvoegen
ter illustratie van het verschil tussen
grafische en conceptuele generalisatie.
als de Topografische Dienst interessant is. De Oost-
duitser Töpfer is waarschijnlijk de bekendste op dit
gebied met zijn 'Würzelgezets' (TÖPFER, 1974).
Bij het omzetten van het probleem naar een program-
meertaal kan men zieh overigens afvragen of de sub-
jektiviteit niet ten dele verschuift van de kartograaf
naar de programmeur.
Er zijn kartografen die zeer sceptisch staan tegen-
over de automatisering van de generalisatie en bewe-
ren dat de inzet van de Computer bij voorbaat gedoemd
is te mislukken. Als argument voeren ze onder andere
aan dat het generalisatieproces op zichzelf nog te wei
nig bekend is en dat gebruikte algorithmes lokale bij-
zonderheden niet kunnen verwerken. Als voorbeeld
noemen ze het in de Computer ingevoerde wegenpa-
troon van Nederland, met aan de wegen gekoppeld een
code die afhankelijk is van het type weg waaruit men
wil selekteren. Tekent men nu alleen de snelwegen
uit dan vallen er in het landelijk patroon gaten (bij-
voorbeeld Den Bosch-Eindhoven of Utrecht-Amers-
foort) of er ontstaan leegtes aan de randen (bij voor
beeld Groningen-Nieuweschans of Hengelo-Oldenzaal-
Duitse grens)terwijl hier toch belangrijke wegen
liggen. Bij handmatige generalisatie zou men deze
hiaten hebben opgevuld. Deze sceptici worden vaak in
hun argumentatie gesteund, doordat ze eomputerkar-
tografische Produkten onder ogen krijgen, die ge-
maakt zijn door mensen werkzaam in aan de kartogra-
fie verwante nevendiseiplines en van de kartografie
weinig weten.
Bij de automatisering van het generalisatieproces
blijft het niet bij het 'namaken' van ook handmatig
verrichte generalisatiehandelingen, maar worden ook
nieuwe methoden ontdekt. Een voorbeeld hiervan doet
zieh voor bij het gebruik van interactief grafische
Systemen. De bestanden zijn hier vaak gelaagd opge-
bouwd (een systeem met 63 lagen ('levels') is nor
maal) Door de kaartinhoud nu met enig beleid in te
voeren en Over de diverse levels te verdelen, kan
alleen al het uitzetten van bepaalde levels in sommige
gevallen een verantwoorde generalisatie opleveren.
Welke grafische generalisatiehandelingen zijn op dit
moment al geautomatiseerd In het voorgaande heb ik
al een voorbeeld van de handeling 'seleküegegeven
(het wegennet). De selektie kan men bereiken door
code ring van de afzonderlijke kaartelementen. Maar
zoals uit het bovenstaande voorbeeld blijkt, kan dit
Problemen opleveren. Een voorbeeld hiervan is ook
het volgende geval. In een bestand zijn alle grote
plaatsen van Nederland ingevoerd met als code hun
inwoneraantal. Bij handmatige generalisatie zullen
met name in de Randstad diverse grote plaatsen
weggelaten worden. Bij voorbeeld Delft, dat in dit
geval moeilijk ligt tussen Den Haag en Rotterdam.
Maar dat betekent niet dat eiders in het land gelijk-
waardige plaatsen (bij v. Leeuwarden) ook wegvallen.
Dat zou bij de geautomatiseerde selektie wel gebeu-
ren als men een bepaald inwoneraantal als drempel
neemt. Handmatig werkt men eigenlijk met een
variabele drempelwaardedie bepaald wordt door
de lokale situatie. Dit is in een computerprogramma
ook te ondervangen door bijvoorbeeld meer uitgebrei-
de code ringen en het toevoegen van bijvoorbeeld
dichtheidswaarden. Het programma wordt wel veel
complexer.
De meeste algorithmes ten behoeve van de generali
satie beperken zieh tot de handeling 'vereenvoudi-
gen' en hierbij gaat het om de vereenvoudiging van
lijn- en vlaksymbolen. Ik wil een aantal van deze
algorithmes nader toelichten. Voordat ik hiermee
begin, is het goed stil te staan bij de mogelijke
strukturen waarin de gegevens in de Computer zijn
opges lagenMen kent in de computerkartografie
twee hoofdtypen van gegevensstrukturen, namelijk
die gebaseerd op rasters en die op Vektoren. De
basisprineipes en daarmee de verschillen zijn het
beste aan te geven met behulp van figuur 3. In een
vektorstruktuur zijn de karakteristieken van punt-,
lijn- en vlakgegevens aangegeven door coördinaten.
In het kaartbeeld zijn deze coördinaten onderling
verbonden door lijnen (vektoren - links). In
een rasterstruktuur worden de gegevens gekarakte-
riseerd door de rastervlakjes ('pixels') van een
grid dat over het kaartbeeld ligt (rechts).
Afhankelijk van deze gegevensstrukturen zijn er
generalisatie-algorithmes ontwikkeld. Hieronder
worden vervolgens vier algorithmes kort toegelicht:
twee voor de vereenvoudiging van lijnen (beide op
vektorbasis) en twee voor de vereenvoudiging van
vlakken (beide op rasterbasis)
Niet in alle gevallen zijn de te bespreken algorith
mes de beste of het meest efficie'nt in gebruik. Maar
ze geven een idee van de problematiek die bij het
uitvoeren van een generalisatiehandeling door de
26
KT 1986. XII. 1