614.1 dubbele (graveer)naald Samenstel van twee graveer-
beitels waarmee twee evenwijdige lijnen gelijktijdig
gegraveerd kunnen worden, bijv. wegcontouren
(621.3a(1
Syn: dubbele graveerbeitel.
614.2 wegentrekpen Samenstel van twee trekpennen
(614.29) waarmee twee evenwijdige lijnen gelijk
tijdig getekend kunnen worden.
Syn: dubbele trekpen.
614.4 straalmallen Serie tekenmallen (614.11a) waarvan
de zijkanten bogen van cirkels met verschillende
stralen zijn. Bijv. (1) spoorwegmallen en (2) wegen
mallen.
614.5 dradenteller Uitvouwbare loep die gebruikt wordt
om grafische elementen in kaartoriginelen of kaarten
te teilen of te beoordelen.
614.6 glasliniaal Liniaal van glas voor het verrichten van
nauwkeurige metingen.
Syn: precisiemeetliniaal.
614.7 glaspenseel Penseel van glasdraden, bestemd voor
het räderen.
614.8 graadnetmal Tekensjabloon (614.11a) met kleine
gaatjes voor het uitzetten van de positie van graad-
netkruisjes (322.10).
Opm: In geval van netkruisjes (321.10) spreekt men
van (1) ruitenmal of ruitpuntenmal.
614.9 koördinatograaf Instrument voor het uitzetten van
punten waarvan de koördinaten bekend zijn.
Opm: Omgekeerd kan men met behulp van de koör
dinatograaf de koördinaten van punten bepalen.
Een koördinatograaf wordt ook gebruikt voor het
tekenen of graveren van ruitennetten en kaders.
614.10 detailkoördinatograaf Eenvoudig instrument voor
het uitzetten van punten in een rechthoekig koör-
dinatensysteem.
Syn: karteerdriehoek.
614.11 pistolet Samengesteide mal van metaal of kunststof
met gebogen zijkanten en uitsparingen waarvan de
krommingsstralen kontinu veranderen, bestemd voor
het tekenen of graveren van gebogen lijnstukken.
OpmVoor dit doel kan men ook gebruik maken van
een (1) scheepsmal, een enkelvoudige mal met
gebogen zijkant waarvan de krommingsstraal kon
tinu verändert.
614.11a tekensjabloon Hulpstuk waarmee men lijnstukken,
figuren, letters en Symbolen gemakkelijk kan te
kenen of graveren. Bijv. lettersjabloon (653.2), pis
tolet (614.11), straalmal (614.4).
OpmMen gebruikt hiervoor ook de term tekenmal.
614.12 kurventrekpen Scharnierende trekpen voor het te
kenen van gebogen lijnen.
Syn: boogtrekpen.
614.13 orleonpasser Passer voor het tekenen van cirkels
met een kleine straal.
Syn: nullenpasser; valpasser.
614.14 optische pantograaf Optisch instrument voor het
overbrengen (621.7) van een tekening naar een
grotere of kleiner schaal.
614.1 5 perspektieftekenapparaat Instrument voor het me
chanisch vervaardigen van blokdiagrammen (831.12),
profielen (831.3) en panoramakaarten (811.6) aan
de hand van hoogtelijnenkaarten.
614.1 6 punkteerapparaat Instrument voor het graveren van
punten. Bijv. het (1) punkteerwieltje.
614.17 stalen (teken)liniaal Metalen liniaal voor het te
kenen van lange rechte lijnen.
OpmStalen linialen worden ook vaak gebruikt voor
het recht afsnijden van tekeningen en films.
614.18 radeernaald Stalen Stift, gevat in een rond houten
stokje, met vlak, scherp uiteinde, bestemd voor het
räderen.
Syn: krabnaald; schaafnaald.
614.1 8a radeermes Metalen houdermetverwisselbaarmesje,
bestemd voor het räderen.
614.19 arceerliniaal Instrument voor het tekenen van ar-
ceringen (621.16(1
Syn: arceerapparaat.
614.20 verfspuit Instrument om onder hoge druk verf te
verstuiven.
Opm: Meestal gebruikt men hiervoor de engelse
term (1airbrush.
Syn: verfpistool; verfverstuiver.
614.21 staafpasser Passer in de vorm van een lange staaf
met aan het ene uiteinde het draaipunt (cirkel-
middelpunt) en aan het andere uiteinde een teken-
instrument.
Opm: Het instrument is bedoeld om cirkels met een
grote straal te tekenen of om grote afstanden uit te
zetten. De afstand tussen draaipunt en tekeninstru-
ment kan men varieren.
Syn: stokpasser.
614.22 steekpasser Passer met stalen punten aan beide
benen, voor het bepalen en overbrengen van af
standen.
Syn: meetpasser.
614.22a verdeelpasser Passer met meerdere, scharnierend
aan elkaar verbonden punten, bestemd om een
lijnstuk in gelijke delen te verdelen.
614.23 graveerbeitel Stift met beitelvormig uiteinde, be
stemd om te graveren.
614.24 veerpasser Steekpasser met nauwkeurige afstands-
instelling.
30
NVK 1986