Generalisatie van de oro-hydrografie F. Depuydt en M. Paulissen Bij de geografische Studie van de geomorfologie in matig-uitgestrekte gebieden en bij de vergelijking van meerdere gebieden onderling is het belangrijk goed-gegeneraiiseerde topografische kaarten op mid- delgrote schaal (1 100. 000 tot 1 250. 000 en zelfs kleiner) daarbij te kunnen raadplegen. Het is dan ook essentieel dat de oro-hydrografie, wellicht het minst- veranderlijk basisgegeven bij deze analyse, op een systematische en homogene manier werd gegenerali- seerd. E6n van de belangrijkste komponenten - zoniet de belangrijkste - van het veralgemeningsproces is de selektie, die ons inziens vanuit zuiver kwantita- tief oogpunt benaderd moet worden. Het spreekt van- zelf dat de systematische aanpak dan pas een homo- geen resultaat tot gevolg heeft als konkrete kwanti- tatieve methodes hiervoor worden aangewend door de verschillende nationale topografische karterings- organen. Zowel bij raadpleging van heterogene gebieden op 66nzelfde kaart, van meerdere kleinschalige kaarten en kaartreeksen van efinzelfde natie, als bij consul- tatie van topografische kaarten van verschillende landen, ter Studie van analoge morfologische gebie den, is het vermoeden gerezen dat ernstige twijfels omtrent de degelijkheid van de selektie-procedure niet fiktief zijn. Daarom is, bij de benadering van dit probleem, de opzet gerezen zieh een eerste idee te vormen Over de selektieprocedures die in verscheidene landen (met een autonome karteringsdienst en vergelijkbare kaartreeksen) worden toegepast. Hiertoe zijn zowel de nationale karteringsdiensten geenquöteerd ge- weest als hun respektieve topografische kaartpro- dukten zelf geanalyseerd. Opzet en konkrete werkwijze Topografische kaarten (steekproef) uit negen ver schillende geselekteerde landen (zie figuur 1) die zowel een respektabele reeks op 1 50. 000 als op 1 100. 000 en 1 200. 000 of 1 250. 000 bezitten werden systematisch geanalyseerd. Dit met een viervoudig doel voor ogen: 1. Worden konkrete selektieregels toegepast op het hydrografisch net om van de 1 50. 000-kaart tot 1 100. 000 en 1 200. 000 en/of 1 250. 000 te komen? Zo ja, sluiten die aan bij wat in de literatuur daarover versehenen is? 2. Worden de selektienormen homogeen toegepast voor het ganse gebied en zijn ze al dan niet afhanke- lijk van de typische kenmerken van het origineel ri vierennet? TOP-KAART 1/50000 (1/63.360) Figuur 1. Herkomst van de bestudeerde topografische kaarten. 3. Zijn er voor de verschillende nationale topografi sche karteringen onderling gemeenschappelijke of vergelijkbare kenmerken of tendensen vast te stellen in de selektieprocedures, afgezien van het feit of deze al dan niet conform zijn aan wat in de literatuur reeds vermeld werd 4. In welke mate gebeurt de hoogtelijnen-generalisa- tie in aansluiting op rivierenselektie en gelden ook hiervoor algemene opvattingen? Voor elk land werd een representatief gebied ter grootte van ongeveer 600 km2 bestudeerd. Deze op- pervlakte komt ongeveer overeen met die van een ge- middeld kaartblad op 1 50. 000, dat hier als uitgangs- schaal werd gebruikt doordat kaarten op grotere schaal niet overal verkrijgbaar zijn. Voor het Vere- nigd Koninkrijk was dit de one-inch-map op 1 63. 360. Een aantal kwantitatieve rivierkenmerken, zoals aan- tal en lengte van de rivieren per orde (Horton-Strahler- nummering (1)) en voor het hele riviernet, werden voor elk kaartblad en voor de verschillende schalen opgete- kend. Op de afgeleide kaarten op kleinere schaal bleef elk riviertrajekt zijn ordenummer behouden. De meetresultaten zijn toen alle herleid tot een een- heidsoppervlakte, zodät deze dichtheidsgegevens in werkelijkheid (aantal of lengte in km per km^) en kaartdichtheidscijfers (aantal of lengte in cm per cm^) zinvolle vergelijkingen tussen de landen onder- KT 1986. XII. 1 31

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 41