ling beter mogelijk maken. Enkel de meetresultaten van de basiskaart zijn in ta- bel 1 weergegeven, en beperkt gebleven tot de eerste 3 ordes omdat vanaf de 4e orde normaliter de rivier- selektie bijna totaal is (90 tot 100 voor de ach- tereenvolgende generalisatiestappen vanaf 1 50. 000 tot en met 1 250. 000. Met 'rivieraanzet' wordt de oorsprong of de bron van elke eerste-orde-rivier bedoeld. De evolutie van de selektieresultaten voor de achter- eenvolgende gegeneraliseerde kaartschalen op 1 100. 000 (1 126. 720 voor het Verenigde Koninkrijk), 1 200. 000 of 1 250. 000 per land is eveneens in dichtheidscijfers weergegeven in de figuren 2 en 3 en in de tabellen 2 en 3. Tabel 4 geeft ook de schomme- lingen weer van de selektieresultaten voor telkens een tiental subgebieden, die op basis van geomorfo- logische en hydrogeografische kenmerken werden on- derscheiden. Tevens worden de effektieve meetge- gevens (aantal rivierbronnen of -aanzetten en totale rivierlengte per oppervlakte-eenheid) vergeleken met berekende normen afkomstig uit de literatuur. Over het algemeen mag men uit de literatuur afleiden dat de beste resultaten bij de generalisatie van de topografische kaart verkregen worden door een traps- gewijze en degressieve verdichting van de kaartge- gevens tot op een schaal van ongeveer 1 1. 000. 000. De formules die daarbij gebruikt worden zijn hierop gebaseerd en houden ook rekening met een aantal faktoren als: typische kenmerken van het geografisch milieu (CUENIN, 1973), evenwicht tussen de ver- schillende topografische elementen (TOPFER en PILLEWIZER, 1966) of ook met de grafische verte- kening van de afzonderlijke topografische elementen die opgedrongen wordt door de minimale leesbaar- heid van kaartsymbolen bij de reduktie (schaalver- kleining) van het beeld (SRNKA, 1970). Uitgaande van het feit dat we in deze beperkende Studie van de oro-hydrografie enerzijds alleen het selektiepro- bleem (hier slechts enkelvoudige lineaire grafische elementen) benaderen en anderzijds bij een vorige gelegenheid (DEPUYDT, 1984) vrij goede resultaten verkregen werden wanneer de selektieformules van Cuenin werden toegepast op de rivieraanzetten, is de vergelijking hier beperkt gebleven tot de bereken de resultaten uitgaande van deze laatste formules. Konkreet wordt het aantal rivieraanzetten (bron van le orde - rivieren) op 1 50. 000 bij overgang naar 1 100. 000 uitgedund, uitgaande van de vergelijking TVTq Nf Na (1) of Nf 0, 5 Na. Bij verdere selektie 1 100. 000 naar 1 200. 000 of 1 250. 000 past men de formule Nf n4/(^j-)^'(2) toe, wat respektieve- lijk neerkomt op Nf 0,35 Na of Nf 0, 25 Na. In (1) en (2) betekenen de Symbolen: Na het aantal rivieraanzetten op de te generalise- ren kaart; hier dus op de kaart 1 50. 000 (1) en 1 100. 000 (2). Ma schaalgetal of modulus van de te generalise- ren kaart; weerom 1 50. 000 en 1 100. 000 respektievelijk. Nf geselekteerd aantal rivieraanzetten op de ge generaliseerde kaart, hier respektievelijk op schaal 1 100. 000 (1) en 1 200. 000 of 1 250. 000 (2). Mf schaalgetal van de gegeneraliseerde kaart: 1 100. 000 (1) en 1 200. 000 of 1 250. 000 (2). Als men voor elke selektiestap Nf berekent t. o. v. Na op de oorspronkelijke kaartschaal van 1 50. 000, dan verkrijgt men als aantal geselekteerde rivieraanzet ten voor elke herleide schaal 50 (1 100. 000), 17, 5 (1 200. 000) en 12, 5 (1 250. 000). Deze waarden vindt men in tabel 4 terug, net als de bere kende selektiewaarden voor de Britse kaartreeksen 44 en 16 voor de omzetting van 1 63. 360 naar respektievelijk 1 126. 720 en 1 250. 000. aantal rivieraanzetten /cm2 kaartoppecvlakte Figuur 2. Dichtheid van de rivieraanzetten op basis- en afgeleide gegeneraliseerde topografische kaarten bij opeenvolgende selektiestappen (zie voor de cijfergegevens tabel 2). Terwijl tabel 1 de uitgangssituatie weergeeft op de basiskaart voor de verschallende rivierorden en hun totaal, uitgedrukt in terreindichtheden (km/km^), beeiden de figuren 2 en 3 deze dichtheden (respektie velijk rivieraanzetten en totale rivierlengte) tevens af voor elke afgeleide kaart op kleinere schaal, dit— maal logischerwijze uitgedrukt in grafische kaart- dichtheden (cm/cm^), zoals ook op de overeenkom- stige tabellen 2 en 3. Resultaten en hun bespreking In tabel 1 kan men makkelijk zien dat de dichtheid van het riviernet op de uitgangskaart heel verschallende waarden aanneemt en dat de verhouding van de hoog- ste tot de laagste waarden ongeveer 3 tot 1 is. In de meeste gevallen, op de B. R. D. na, komen de hoogste rivierdichtheden ook overeen met het grootste aantal rivieraanzetten en omgekeerd. Nu echter, is de ver houding van de hoogste tot de laagste dichtheidswaar- de van de rivieraanzetten aanmerkelijk groter. In figuur 2 en 3 stelt men vast dat de verhoudingscijfers KT 1986. XII. 1 33

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 43