aHRH Figuur 5. Uitsnede uit de Italiaanse kaart 1 100. 000 met overeenkomstige oro-hydrografie van figuur 4. Figuur 6. Overeenkomstige uitsnede op de topogra- fische kaart 1 200. 000. de kaarten toe het beeld van grote - respektievelijk kleine - dichtheden wil bewaren. In dat geval zijn Italiö en Belgiö dan flagrant in tegenspraak: Italiö met zijn zeer läge 7,9% (aanzetten - tabel 4) en 0, 78 cm/cm2 (rivierdensiteit - tabel 3) op 1 200. 000 tegenover de hoge dichtheidswaarden van tabel 1; Belgiö (type R) met zijn hoge 68 (aanzetten - tabel 4) en 1, 55 cm/cm^ (rivierdensiteit - tabel 3) op 1 250. 000 tegenover zijn relatief Lage dichtheids waarden van tabel 1 De heterogeniteit in de selektieprocedures is ook het besluit dat men trekt na de enquötering van de ver schallende nationale topografische en/of karteerin- stellingen. Meer nog, de generalisatienormen schij- nen meestal vaag omschreven. Wordt er al eens ge- wag gemaakt van toepassing van concrete formules, dan wordt de geloofwaardigheid hiervan in twijfel ge- trokken na het uitgevoerde meetwerk op de respek- tievelijke kaarten, Uitgaande van voornoemde vaststelling rijst spontaan de vraag of de selektie van de rivieren op elk kaart- blad homogeen is uitgevoerd. De resultaten van deze steekproef zijn in tabel 4 geresumeerd en onderge- bracht in de kolommen S en S%. De procentuele se lektie van de rivieraanzetten werd nagegaan voor de verschallende subgebieden. Deze onderverdeling werd op basis van dichtheidsverschillen en/of indeling in rivierbekkens gemaakt op de bestudeerde basiskaar- ten van elk land. De resultaten werden in een sprei- dingsdiagram geplaatst en gekarakteriseerd door de standaarddeviatie S. Vervolgens werd het relatief gewicht van S bepaald in funktie van de gemiddelde selektiegraad voor het desbetreffende kaartblad (S%). Meteen is, voor alle subgebieden en voor alle kaar ten, getracht te zoeken naar enig verband (correlatie- berekening) tussen de selektiegegevens van de rivier aanzetten, de gemiddelde lengte voor de le orde-ri- vieren, de totale lengte van de geselekteerde rivieren, de globale rivierdichtheid en de dichtheid van de rivieraanzetten op de basiskaart. Algemeen stelt men vast, in tabel 4, dat de schom- melingen binnen öönzelfde kaartblad vrij hoog kunnen oplopen. Bij een homogene generalisatie zou S=0 en S%=0 zijn, wat alleen maar tot uiting komt bij de toepassing van zeer rigoureuse regels, zoals bij gebruik van de formules van Cuenin. De grote schommelingen die in die selektiewaarden (S%) aan te treffen zijn, verraden de sterke mate van hetero geniteit in de selektie. Deze treedt dus evenzeer op binnen (bijna) ieder land en voor elke schaalovergang afzonderlijk als al was vastgesteld voor het totale studiepakket in zijn geheel. Voor wat de berekende correlaties aangaat blijkt er geen enkel significant verband te zijn tussen de ge- stelde variabelen voor de Belgische (type R), Nederlandse, Roemeense en Britse kaarten op 1 250. 000 en voor de Zwitserse kaart op 1 100. 000. Voor de Belgische kaartserie M736 en de Nederlandse op schaal 1 100. 000 was wel strenger geselekteerd (minder behouden) in die subgebieden waar de gemid delde lengte van de le orde rivieren kleiner was. Voor Australiö, Italie, de B. R. D. en Zwitserland (schaal 1 200. 000) was ook strenger geselekteerd waar de rivier- en/of aanzetdichtheden groter waren en waar de gemiddelde lengte van de le orde-rivieren 36 KT 1986.XII. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 46