kleiner was. Het eerste gedeelte van deze vaststelling
is conform met wat Srnka (1970) ook had ervaren.
Voor verschillende landen vonden we dus wel signifi-
cante correlaties, maar de waarden van de correla-
tiecoöfficiSnten waren nooit erg hoog (0, 6 tot 0, 7).
Er bleek dus wel een trend in te zitten, maar geen
systematisch toegepaste prineipes.
En hoe zit het met de ge n e r al i s a ti e van
de orografie?
Tijdens de analyse van het hoogtelijnenpatroon ging
de aandacht vooral naar de coördinatie tussen de
generalisatie van hoogtelijnen en die van rivieren.
In de literatuur (KEATES, 1976; CUENIN, 1973;
DEPUYDT, 1984) is men het er Over eens dat de
generalisatiegraad van de hoogtelijnen moet overeen-
komen met die van de andere kaartelementen, in het
bijzonder met de generalisatie van het hydrografiseh
net. Uit de kaartstudie blijkt echter dat in de praktijk
van enige aanpassing van de generalisatie van de
hoogtelijnen aan die van de hydrografie nauwelijks
sprake is. Het lineaire verloop van de hoogtelijn
wordt nauwelijks gewijzigd en rivierdalen blijven be-
houden hoewel de rivier zelf wegvalt bij de generali
satie (er ontstaat dus een droog dal). Sprekende
voorbeelden hiervan vindt men in de figuren 4, 5 en
6. Het resultaat is een grote discrepantie tussen oro
grafie en hydrografie, waardoor we een volledig ver-
tekend beeld krijgen van de verhouding tussen het
aantal droge dalen en het aantal al dan niet perma
nente rivierdalen.
Conclusies
- Op de topografische kaarten uit de negen onderzoch-
te landen is geen systematische en 66nduidige selek-
tie vast te stellen van het hydrografiseh net. Daarbij
zijn grote verschillen op te merken in de selektie-
procedures tussen de landen onderling.
- Er is niet meer dan een tendens vast te stellen, en
dan nog slechts in enkele landen, van sterker doorge-
dreven kwantitatieve generalisatie waar het rivier-
net grotere dichtheden kent.
- De in de literatuur gekende selektieformules worden
nergens meetbaar toegepast noch op de rivieraanzet-
ten, noch op de rivierlengte, noch op de rivierendensi-
teit.
- Binnen elk land blijkt er, op de onderzochte kaart-
bladen, evenzeer een heterogeniteit in de rivierense-
lektie te bestaan. Hierdoor is het uitgesloten een zin-
volle vergelijkende geografische Studie te maken van
de hydrografie op basis van kleinschalige gegenerali-
seerde kaarten op dezelfde schaal. Een dergelijke
analyse zou een vertekend beeld geven van de werke-
lijkheid.
- Voor sommige landen is er wel enige samenhang
vast te stellen tussen de selektiegraad van de rivie
ren en de dichtheid van het riviernet, de rivieraan-
zetten en/of de lengte van de eerste-orde-rivieren.
De correlatie is echter nooit noemenswaardig hoog.
- In een aantal landen blijken voor de rivierengene-
ralisatie geen welomschreven selektierichtlijnen te
bestaan of worden ze minstens over het hoofd ge
ziert, zodat kartografen-tekenaars zieh enkel kunnen
beroepen op zeer algemene prineipes, dikwijls vat-
baar nog voor meerdere interpretatiemogelijkheden.
Op die manier zijn heterogene generalisaties het best
te verklaren.
- Concrete selektieformules, zoals de besproken
toepassingen op de rivieraanzetten, geven vooreerst
al een goed-gemiddeld resultaat in de cijfergegevens
(tabellen en figuur 2 en 3). Ze geven daarbij niet en
kel een homogener beeld van de werkelijkheid (figuur
7 en 8). Bij toepassing ervan maken ze vergelijking
van de kaartbladen onderling ook mogelijk en ze
bieden een meer systematische overgang van de ri-
vierstelsels tijdens de verschillende achtereenvolgen-
de generalisatiestappen. Toepassing van dergelijke
konkrete selektieformules zou de eenvormigheid van
de generalisatie kunnen verzekeren, althans voor het
kwantitatieve aspekt ervan.
- Nergens kan er een bevredigende generalisatie van
het hoogtelijnpatroon worden gevonden, waarbij de
homogeniteit van het riviernet en de orografie tot
uiting werd gebracht.
Figuur 7. Overeenkomstige uitsnede als de firugen 4
tot 6: oro-hydrografie uitgewerkt volgens
de formules van R. Cuenin op de rivier
aanzetten. Let op de meer geleidelijke ge
neralisatie en het zinvoller hoogtelijnen
patroon waardoor een rüstiger en beter
leesbaar beeld is ontstaan.
KT 1986. XII. 1
37