632.1 (reproduktie)fotografie Grafisch procede waarbij längs fotografisch-chemische weg zo exact moge- lijke afbeeldingen van allerlei soorten originelen worden vervaardigd. Opm: De verkregen afbeeldingen zijn meestal (uit- eindelijk) bestemd voor de vervaardiging van beeld- dragers (72.1) ten behoeve van het drukken. In de kartografie is naast de kwaliteit van de foto grafische afbeelding, ook de exacte maat van groot belang. 632.2 opname Het vervaardigen van een fotografisch beeld met behulp van een camera, bijv. een reproduktie- camera (633.1 Opm: De term opname wordt ook gebruikt voor het resultaat van het procede. 632.3 rasteren (a) Het längs fotografische weg omzetten van een halftoonbeeld (673.3) in een beeld opge- bouwd uit rasterpunten (van verschillende grootte) dat met het oorspronkelijke beeld in zwarting over- eenkomt. (b) Het omzetten van een volle tint in een tint opgebouwd uit rasterpunten van gelijke grootte. Opm: De laatstgenoemde methode wordt vooral in de kartografie toegepast. 632.4 belichten Licht laten inwerken op een lichtgevoelige laag, gedurende een bepaalde tijd, om een latent beeld te doen ontstaan. Opm: De lichtgevoelige laag kan een fotografische emulsie (631.2) of een kopieerlaag (642.13) zijn. 632.5 ontwikkelen Het zichtbaar maken van een latent beeld, ontstaan door belichten, met behulp van chemicalien. 632.6 halftoonopname Opname (632.2) waarbij een origi- neel wordt omgezet in een beeld opgebouw uit halftonen (422.12). 632.7 maskeren Het op fotografische wijze uitvoeren van kleurkorrekties of vrijstellen van beeldelementen met behulp van kleurfilters (633.9). Opm: Het gebruik van kleurfilters voor kleurschei- ding (632.12) noemt men (1) uitfilteren. 632.8 rasternegatief Negatief waarbij het beeld geheel of gedeeltelijk gerasterd is. 632.9 rasterpositief Positief waarbij het beeld geheel of gedeeltelijk gerasterd is. 632.10 vergroting(sfaktor) Verhouding tussen de lengtevan een lijnstuk in een opname (632.2) en de lengte van het overeenkomstige lijnstuk in het origineel. Opm: Bij verkleining spreekt men van (1) verklei- ning(sfaktor). 632.12 fotografische kleurscheiding Fotografisch procöde waarbij een gekleurd origineel met behulp van kleurfilters (633.9) wordt omgezet in deelnegatieven. Opm: Normaal werkt men met deelnegatieven voor geel, magenta, cyaan en zwart. Bij de kleurscheiding in de reproduktiecamera wor den de deelnegatieven meestal gelijktijdig gerasterd (632.3(a)). Tegenwoordig maakt men voor deze kleurscheiding ook gebruik van digitale technieken. De kleurselektie wordt dan tot stand gebracht in een (1) (kleuren)scanner met als resultaat deelposi- tieven. Deelnegatieven en deelpositieven duidt men ook wel aan met de term kleurseparaties (673.5). Syn: fotografische kleurselektie; fotografische kleur- separatie. 632.13 fotografische schaduwering Reliefschaduwering (442.4) die verkregen wordt door het loodrecht fotograferen van een reliefmodel (832.1waarop het licht schuin invalt. 632.14 fotografisch verloop aanbrengen Het fotografisch rasteren (632.3) van kleurvakken of kleurbiezen zo- danig dat er in een bepaalde richting een kontinu verloop in grijswaarde (422.18) ontstaat. Opm: Het aanbrengen van een verloop geschiedt met behulp van maskers en (tussenliggende) transpa- rante filmvellen van wisselende dikte. Syn: fotografisch vignetteren. 632.1 5 verschalen Het vergroten of verkleinen van origine len met behulp van een reproduktiecamera (633.1). 633.1 reproduktiecamera Grote precisiecamera waarmee originelen vergroot of verkleind kunnen worden opgenomen. Opm: De origineelhouder kan kiepen en zwenken, waardoor in kombinatie met het kantelen van de lenskonstruktie de mogelijkheid tot onthoeken is gegeven (voor het korrigeren van de maat). Gelijktijdig met het vergroten of verkleinen kan wor den gerasterd (632.3(a)) en kan kleurscheiding (632.12) worden toegepast. 633.2 (instel)matruit Gematteerde glasruit aan de opname- zijde van de reproduktiecamera, voorzien van een millimeterverdeling en bedoeld om het geprojek- teerde beeld te kunnen meten en justeren. Syn: matglas. 633.3 origineelhouder Het gedeelte van een reproduktie camera waarin of waaraan het origineel wordt beves- tigd. Opm: Het is van groot belang dat het origineel volkomen vlakliggend kan worden bevestigd. 633.4 rasterhouder Het gedeelte van een reproduktie camera waarin het glasraster (633.5) kan worden geplaatst. 633.4a (autotypie)raster Transparante drager met raster (422.22) bedoeld om een halftoonbeeld (673.3) om te zetten in een gerasterd beeld. Opm: Men onderscheidt glasrasters (633.5) en kon- taktrasters (633.6(a)). 633.5 glasraster Autotypieraster op glas, bestemd voor gebruik in de reproduktiecamera. Opm: Het klassieke glasraster is een glasplaat met een gegraveerd lijnraster of een samenstel van twee NVK1986 35

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 35