zijn gepeld, zou met minder pelfilms kunnen worden
volstaan. Het pellen zou daardoor wel wat eenvoudi-
ger zijn geweest, maar het inbelichten van de rasters
zou veel meer tijd hebben gekost. Het eindresultaat
bestond uit vijf eindfilms, namelijk voor zwart, geel,
magenta, cyaan en grijs.
Op 27 maart 1986 werd de kaart gedrukt bij ECI te
Rijswijk, juist op tijd voor de aanvang van de Neder-
landse Geografendagen.
De kaart is uitgevoerd in vijfkleurendruk op formaat
64 x 38 cm. De topografische ondergrond, die bestaat
uit de topografische kaart van Nederland, schaal
1 50. 000 (een deel van de bladen 380, 39W, 440 en
45W) is uitgevoerd in grijs.
De 1 e ge nd a
De geologisch-geomorfologische kaart is, zoals de
naam aangeeft, zo opgezet dat zowel geologische als
geomorfologische informatie in de kaart kon worden
opgenomen. De kleurkeuze in de kaart is in hoofdzaak
bepaald door de genese.
Zo zijn de fluviatiele terreinvormen in tinten van de
hoofdkleur groen voorgesteld, eolische terreinvor
men in tinten van geel. Antropogene vormen zijn
weergegeven in rood en/of zwart.
Op de kaart zijn versehillende generaties stroom-
gordels te onderscheiden. Hoe dieper het zand van
de stroomgordels onder het maaiveld ligt (en dus hoe
dikker de bedekkende kleilagen zijn), hoe donkerder
de tinten zijn. Hieruit blijkt, dat naast de genese ook
de lithologische opbouw een rol heeft gespeeld bij de
kleurkeuze.
Geologie
De geologische opbouw vormt in feite de belangrijkste
'ingang' van de kaart. Op het hoogste niveau worden
lithostratigrafisehe eenheden (formaties) onderschei
den. De formaties zijn aangeduid met een hoofdletter.
Ze zijn volgens BERENDSEN (1982) onderverdeeld in
lithologisch-genetische hoofdcomponenten, die met
een kleine letter worden aangeduid.
De kaarteenheden zijn met S6n of meer van deze let-
tercodes aangegeven. De volgorde van de lettercode-
ringen geeft de opeenvolging weer van de afzettingen
(formaties of lithogenetische componenten) in de bo-
venste 2m- mv. Tussen haakjes geplaatste compo
nenten kunnen plaatselijk ontbreken. Op deze wijze is
een soort profieltype-legenda ontstaan, die grote ge-
lijkenis vertoont met de door VERBRAECK (1984) ge-
hanteerde legenda voor de Betuwe Formatie op de
kaartbladen 39W en 390 van de geologische kaart van
Nederland.
Toch is de hier gevolgde legenda in enkele opzichten
fundamenteel verschillend van die van VERBRAECK
(1984): in de eerste plaats hebben de profieltypen
slechts betrekking op de bovenste 2 3 m-mv, en in
de tweede plaats zijn eisen gesteld aan de minimale
(c. q. maximale) dikte van enkele van de samenstel
lende lithogenetische componenten (zie de omschrij-
ving in de legenda).
Tenslotte moet erop worden gewezen dat alle holocene
fluviatiele sedimenten van deze kaart zijn gerekend
tot de Betuwe Formatie, terwijl VERBRAECK (1984)
een deel ervan rekent tot de Westland Formatie. Voor
een uitgebreide discussie over dit verschil van inzicht
wordt verwezen naar BERENDSEN (1982, pp. 65-90)
en VERBRAECK (1984, pp. 146-154).
De versehillende kaarteenheden zijn onderaan de kaart
weergegeven in een schematisch profiel, waaruit de
opeenvolging van formaties en lithogenetische compo
nenten gemakkelijk kan worden afgelezen.
De onderscheiden formaties zijn:
1. Formatie van Twente (code T), hoofdzakelijk be-
staande uit dekzand uit het Weichselien,
2. Formatie van Kreftenheye (code K), onderverdeeld
in:
a. rivierafzettingen van Rijn en Maas, gevormd vanaf
het Saalien, tot Vroeg-Holoceen,
b. rivierduinafzettingen, gevormd in het Laat-Glaciaal.
3. Betuwe Formatie, bestaande uit holocene klastische
Sedimenten van de grote rivieren.
Deze formatie wordt onderverdeeld in:
a. beddingafzettingen (code b)
b. restgeulafzettingen (code r)
c. oeverafzettingen (code o)
d. crevasse-afzettingen (code c)
e. komafzettingen (code k)
f. dijkdoorbraakafzettingen (code d)
4. Broek Formatie, bestaande uit holoeeen autochtoon
moerig materiaal (venige klei, kleiig veen, veen,
zandig veen en venig zand, code: V).
Geomorfologie
Onder 'geomorfologie' zijn in de legenda de grote ter
reinvormen opgenomen, met daarnaast een categorie
'diversen' die bestaat uit kaarteenheden die verband
houden met het ingrijpen van de mens.
Hoewel als gevolg van de ruilverkavelingen veel micro-
reliBf is verdwenen, zijn de in de kaart aangegeven
geomorfogenetische eenheden in het algemeen nog goed
in het terrein te onderscheiden. Dit geldt in het bijzon-
der voor de relatief hoog gelegen rivierduinen, de
stroomruggen en de relatief laag gelegen kommen.
Literatuur
BERENDSEN, H. J. A. (1982), De genese van het land-
schap in het zuiden van de provincie Utrecht, een
fysisch-geografische studie. Utrechtse Geografische
Studies 25, 256 pp.
BERENDSEN, H. J. A. Red. (1986), Het landschap van
de Bommelerwaard, Nederland se Geografische Studies
10, 184 pp.
VERBAECK, A (1984), Toelichtingen bij de Geologi
sche kaart van Nederland, schaal 1 50. 000, blad
Tiel West (39W) en Tiel Oost (390). Haarlem: Rijks
Geologische Dienst.
Noten
Dr. H. J. A. Berendsen is werkzaam bij het Geografisch
Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht, Heidelberg-
laan 2, De Uithof, 3584 CS Utrecht.
Als gevolg van een misverstand is de kaart die in dit
artikel wordt besproken reeds bijgevoegd bij Karto-
grafisch Tijdschrift 1986. XII. 1.
KT 1986. XII. 2
43