de bouwkunde, civiele techniek en geodesie. Drie jaar
later werd hij tengevolge van ziekte van prof. Becker
(die in 1923 overleed) belast met de waarneming van
dienst volledige onderwijstaak. In 1925 volgde zijn
benoeming tot buitengewoon hoogleraar (later omge-
zet in een ordinariaat) in de topografie en het terrein-
en kaarttekenen. Zonder veel omhaal richtte hij nog
in hetzelfde jaar met toestemming der ETH, op de
bovenste verdieping van het Geodesiegebouw een Kar-
tografisch Instituut op, het eerste academische karto-
grafische opleidings- en onderzoekinstituut ter we-
reld, Ruimtelijk had deze nieuwe schepping, die hij
40 jaar lang tot zijn pensionering in 1965 zou leiden
aanvankelijk nog weinig om het lijf. Zelfs in het be-
gin van de jaren vijftig beschikte het slechts over
66n hoogleraar, 66n assistent, drie kamers en een
jaarkrediet van 200 Zwitserse franken. Onder Imhof's
leiding ontwikkelde het instituut zieh echter tot een
gezaguitstralend middelpunt van kartografiebeoefening,
in toenemende mate bezocht door buitenlandse vakge-
noten, nieuwsgierig naar Imhof's succes. Teneinde
deze groeiende belangstelling te kanaliseren organi-
seerde hij in 1957 en 1960 samen met de Landestopo
graphie te Wabern internationale 'Hochschulkursen
waaraan door groepen van 20 man, overwegend af-
komstig uit leidende funkties in het buitenland werd
deelgenomen, terwijl de gastheer als hoofddocent het
leeuwendeel van het lesprogramma verzorgde. Dat de
deelnemers zijn naam en faam wereldwijd verbreid-
den zal duidelijk zijn.
De docent Imhof
Als docent werd Imhof hogelijk gewaardeerd. Zijn
opvolger prof. Ernst Spiess die tijdens de rouwdienst
op 2 mei jl. de gevoelens van twee generaties oud-
leerlingen vertolkte, roemde zijn didaktische gaven.
De ingenieurs herinneren zieh zijn praktische oefe-
ningen waarin hij behalve de prineipes van het tech
nisch tekenen begrip voor het geordende, het grafisch
duidelijke en esthetisch verantwoorde trachtte hij
te brengen. De kartografen weten te verteilen hoe zij
in kleinere kring al tekenend - dat stond altijd voorop -
en diseussierend aan de hand van kaartvoorbeelden en
dia's in de essentie van het vak, de beeldvorming,
het samenspei der grafische elementen werden inge-
wijd. Beide groepen van oud-leerlingen herinneren
zieh Imhof's klare taal, zijn afkeer in woord en ge-
schrift van hoogdravende formuleringen. Verschillen-
de van zijn uitspraken zijn als gevleugelde woorden in
de herinnering verankerd: 'Wer Karten machen will
der möge es vorher lernen' of 'Das Kartenmachen be
ginnt nicht beim Computer sondern beim Bleistift
spitzen'. En natuurlijk herinnert men zieh zijn didak
tische kunstgrepen waarbij hij goede naast siechte
oplossingen vertoonde of grafische enormiteiten de-
monstreerde en de charme en het gemak waarmee hij
met krijt of potlood zijn gehoor rotspartijen voor-
toverde
Beelvorming
Imhof's kartografische oeuvre overziend kan worden
vastgesteld dat zijn denken en doen voornamelijk wa
ren gekoncentreerd op de verbetering van de beeld
vorming. Met vrijwel alle aspekten van de beeldvor-
vorming, symbolisatie, generalisatie, kleurgebruik,
beschrifting, reliefweergave enzovoort heeft hij zieh
intensief en met overgave beziggehouden. Onder het
motto dat een verantwoorde grafiek de kern van het
kartografisch gebeuren vormt, streefde hij naar een-
voudige Symbolen en Signaturen; voor de toepassing
van geometrische en figuratieve Symbolen en voor het
gebruik van kleuren Steide hij regels vast. Voor de
dikwijls verwaarloosde detailvormen van het aard-
oppervlak (Kleinformen) zoals morenen, dolinen,
aardschuivingen die het aardoppervlak op pregnante
wijze kunnen verstoren, ontwierp hij een speciale
groep van gestyleerde Signaturen. Hij bestudeerde de
generalisatie van nederzettingsvormen en was de eer
ste die de verschillende aspekten van het kaartschrift
analyseerde, voor de plaatsing waarvan hij regels op-
stelde. Herhaaldelijk heeft hij gewezen op de noodzaak
van het zinvol kombineren der grafische elementen,
de kaartinhoud af te stemmen op de kaarschaal - Keine
Karte kann alles leisten - en op de behoeften van de
gebruiker. Hij trok ten strijde tegen overlading van het
kaartbeeld en tegen inhoudelijke verwildering (vreem-
delingenverkeer en veevoerindustrie op 66n kaart!),
waarvan het voorkomen zowel een grafische als een
geografisch-redaktionele verantwoordelijkheid vormt.
Onder het motto 'Weniger ist oft mehr' raadt hij kar
tografen alles wat het kaartbeeld slechts belast zonder
tot verrijking bij te dragen weg te generaliseren. Daar-
naast strekt hij zijn zorgen uit over de kaartgebruiker.
In feite is zijn eerste grote werk 'Gelände und Karte'
(1950), van militaire zijde gesponsord, bedoeld om de
waarneming in het terrein en het daarmede nauw ver-
bonden lezen en interpreteren van kaarten op een ho-
ger plan te brengen, een opgave de alpinist-reserve-
artillerist Imhof op het lijf geschreven.
Reliöfweergave
Op geen terrein is Imhof's invloed z6 verstrekkend
geweest als op dat der reliSfvoorstelling. Zijn naam
blijft voorgoed aan dfe methode verbonden die men in
het buitenland met de 'Schweizer Manier' pleegt aan
te duiden, een uitdrukking die in Zwitserland niet bij—
zonder populair is daar 'Manier' naar gekunsteldheid
zweemt. Onder de 'Schweizer Manier' wordt verstaan
de kombinatie van religfschaduwering of Schummerung
met schuine lichtinval van links boven met luchtpers
pektivische hoogtetinten. Deze kombinatie nog ver-
sterkt door hoogtelijnen, rotstekening en Kleinformen
wordt in de handen van Imhof tot een tovermiddel dat
ongebvenaarde illusies van ruimtewerking oproept.
Krachtig zet hij zieh af tegen andere methoden zoals
de hellingschummerung met loodrechte lichtinval vol-
gens het principe hoe steiler hoe donkerder. Wat be-
treft de hoogtekleuren verwerpt hij zowel alle bestaan-
de kleurschalen van het type 'hoe hoger hoe lichter' of
'hoe hoger hoe donkerder' als de veel gebruikte variant
verlopend van groen via geelgroen en geel naar bruin
en roodbruin. Evenzo distantieert hij zieh van de
theorie van de Oostenrijkse kartograaf Peucker vol-
gens welke kleurverschillen stereoscopische effekten
zouden oproepen. De luchtperspektivische schaal gaat
uit van de ervaring dat de natuurlijke landschapskleu-
ren bij toenemende waarnemingsafstand overgaan in
groen- en grijsblauwe tinten. Van grote hoogte af ge-
zien zijn de laagvlakten grijsblauw, de heuvels en mid-
16
KT 1986. XII. 3