Kaartontwerp voor visueel gehandicapten C.A. Blok Het karakter van de kaartvervaardiging voor visueel gehandicapten is lang experimenteel geweest en de produktie vond relatief geisoleerd plaats. Er was weinig uitwisseling van kennis en ervaring. Vanaf de jaren zestig is er echter een toenemende belangstel- ling voor kaartvervaardiging en kaartgebruik voor en door blinden. Dat blijkt uit publikaties voor onderzoek, uit internationale symposia en uit het feit dat er diver se werkgroepen en commissies gevormd zijn (onder andere door de ICA), die zieh bezighouden met de problematiek rond kaartvervaardiging voor deze doel- groep. Dergelijke ontwikkelingen zijn van belang om- dat de uitwisseling van materialen en ideeBn een systematische toepassing van kennis kan bevorderen. Heiaas is er minder belangstelling voor een andere visueel gehandicapte doelgroep, de slechtzienden. In aantal overtreft deze groep de blinden. Het lijkt zin- vol om die slechtzienden, die in staat zijn om visueel kaarten te lezen (1) als aparte doelgroep te beschou- wen, los van de visueel gehandicapten die daartoe niet in staat zijn. Dit omdat het psychisch van belang is om het resterende gezichtsvermogen te gebruiken en er een tendens lijkt te bestaan om Stimuli, die via de tastzin waargenomen worden, om te zetten in een beeld (GREENBERG SHERMAN, 1970; KIDWELL GREER, 1973). Direkte confrontatie met het visuele beeld via speciaal ontworpen kaarten is dan effieiönter. Voor sommigen is daarnaast misschien ondersteuning via de tastzin wenselijk. Als aanzet tot het ontwerpen van speciale kaarten voor slechtzienden kunnen de studies van Greenberg en Sherman uit het begin van de zeventiger jaren een rol speien. In een aantal andere studies wordt slechts terloops aandacht besteed aan deze doelgroep. Van- wege de beperkte hoeveelheid relevante literatuur met betrekking tot kaartontwerp voor slechtzienden zal in dit artikel, dat voornamelijk gebaseerd is op litera- tuuronderzoek, de meeste aandacht gericht zijn op kaartontwerp voor blinden. Het accent ligt op het verkrijgen van leesbare, op visueel gehandicapte doelgroepen afgestemde, kaarten. Verschillen ten opzichte van zienden Dergelijke kaarten zijn niet simpelweg verhoogde af- tastbare of vergrote versies van kaarten voor zien den. Een belangrijke reden daarvoor is dat oribntatie en navigatie in de wereld om hen heen door visueel gehandicapten op een wat andere wijze geschiedt, dan door zienden namelijk vooral via Objekten in de onmiddellijke nabijheid en al dan niet door lichame- lijk kontakt ermee. Verder speien gehoor en reuk vaak een grotere rol dan bij zienden. Als men kaarten voor blinden en slechtzienden wil maken, moet men bij het verzamelen van de gegevens dan ook op andere zaken letten, er moeten voor een deel andere Objekten en relaties in kaart gebracht worden. Dat geldt vooral voor de grootschalige kaarten waarmee men, liefst zelfstandig, op päd moet kunnen gaan, de mobiliteits- kaarten. Daarin moeten gegevens worden opgenomen die maximaal van nut zijn voor de oriöntatie onder- weg. Een enkele keer kunnen geluiden of geuren ge- bruikt worden, maar die moeten dan wel nauwkeurig te lokaliseren en permanent aanwezig zijn. Voor meer kleinschalige kaarten (thematische of overzichtskaar- ten) behoeven over het algemeen geen andere gegevens verzameld te worden dan voor kaarten, bestemd voor zienden. Een tweede reden voor het niet rechtstreeks kunnen omzetten van kaarten voor zienden is, dat er verschil len zijn met betrekking tot het kaartlezen, iets dat voor elk type kaart en voor elke schaal geldt. Die verschillen komen onder meer voort uit het feit dat blinden de kaart met de vingers, dus met behulp van de tastzin lezen. Dat betekent dat voor een deel an dere variabelen gebruikt moeten worden voor Symbo len op de kaart. Het betekent ook dat de gedrukte tekst omgezet moet worden in braille of in (verhoogd) grootschrift. Verder is de resolutie (het scheidend vermögen) van de vingers, of voor slechtzienden van de ogen, geringer dan de resolutie van de ogen bij zienden: zienden kunnen kleinere Symbolen en meer details aan die Symbolen onderscheiden. Een ander belangrijk verschil zit in de manier waarop een beeld wordt gevormd van de inhoud van de kaart. Een ziende kan in enkele ogenblikken het geheel over- zien, waarbij hij zieh een globaal beeld kan vormen van de inhoud en hoofdzaken kan onderscheiden van de rest. Vervolgens kan hij zieh richten op de details om dat beeld verder in te vullen. Een blinde kaart - lezer echter moet uit de details stap voor stap een beeld opbouwen van het geheel. Hetzelfde geldt voor bepaalde vormen van slechtziendheid. Kaartlezen vereist op die manier veel tijd en concentratie. Uit bovenstaande verschillen zal het duidelijk zijn dat kaarten voor visueel gehandicapten niet kunnen worden verkregen uit rechtstreekse omzetting van kaarten voor zienden. Als met de verschillen rekening gehouden wordt, kunnen toch leesbare kaarten worden ontworpen. Onder leesbaarheid wordt hier verstaan de mate waar- in het mogelijk is Symbolen op de kaart waar te nemen, ze van elkaar en de ondergrond te onderscheiden, ze te identificeren, er een betekenis aan te geven en (delen van) de kaartinhoud te integreren (BLOK, 1985). 28 KT 1986. XII. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 30