olie- en gasleidingen in zee en de meetpalen en -pos- ten. Het westblad Hollandse Kust van deze serie is thans in bewerking en het zuidblad Delta volgt daarna. De afdeling Foto-interpretatie van de Meetkundige Dienst heeft zieh in de afgelopen jaren bezig gehouden met het vervaardigen van voornamelijk vegetatiekaar- ten (bijlage 1, Vegetatiekaart Beninger Slikken) waar- bij de relatie tot de andere milieukomponenten toene- mende aandacht heeft gekregen. De werkwijze is ge- baseerd op de methodiek van prof. dr. ir. I. S. Zonne- veld (7). Hierbij wordt gebruik gemaakt van luchtfoto- grafie, waaruit niet alleen geometrische, maar ook kleur-, hoogte-, struktuur- en textuurinformatie wordt verzameld (8). Met de vervaardigde foto-interpretatie- kaart, gebaseerd op een indeling in hoofd- en subland- schappen, wordt veldwerk uitgevoerd, waarbij op te- voren, aan de hand van de interpretatie, vastgestelde punten de vegetatie bemonsterd wordt. Daarbij worden zo mogelijk ook andere milieubouwstenen meegenomen, zoals de mate van beweiding en de eventuele helling en expositie. De zo verzamelde gegevens leveren na klassifikatie een aantal vegetatietypen, die bij her- interpretatie van de luchtfoto's de uiteindelijke vege tatiekaart vormen. Bij deze werkwijze wordt een holistische benadering gevolgd. Het land wordt immers in zijn 'totaliteit' beschouwd en dus ook zo gei'nterpre- teerd. Op die manier is het zelfs mogelijk een bodem- kaartering uit te voeren zonder dat er op uitgebreide schaal boringen verricht behoeven te worden. Voor- waarde is dan wel dat voldoende kennis beschikbaar is omtrent de relatie tussen bodem en de andere milieukomponenten. De eerder genoemde vegetatie- kaarten worden vervaardigd van onder andere de bui- tendijkse gebieden in Zuid-West en Noord-Nederland, met inbegrip van de Waddeneilanden. Vaak zijn de bestaande topografische kaarten van dit soort dyna mische gebieden verouderd of onvoldoende gedetail- leerd. Dan worden uit de luchtfotografie ook basis- kaarten gemaakt op de vereiste schaal (meestal 1 5. 000). Naast deze vegetatiekaarten op landschapsecologische grondslag zijn ook geomorfologische kaarteringen uit gevoerd van bijvoorbeeld de slikken en platen in de Oosterschelde (9). Deze kaarten leveren informatie over de veranderingen in hoogteligging, stromingen, stroomsnelheden, erosie en dergelijke. Hierbij wordt vooraf een klassifikatie van te onderscheiden fenome- nen opgesteld, waarna de luchtfoto's geinterpreteerd worden. Later volgt een verifikatie in het terrein en de definitieve afwerking. Een ander voorbeeld is de kaartering van macro-algen en zeegrassen in de Oosterschelde, waarbij met suc- ces gebruik wordt gemaakt van false colour luchtfoto grafie. Het is zelfs mogelijk om de biomassa (de hoeveelheid groene planten-massa) uit deze foto's te schatten op basis van een beperkte hoeveelheid veld werk. Informatie over de verspreiding en biomassa van deze macro-algen en zeegrassen stelt de Dienst Getijdewateren in staat te beoordelen of er, als ge- volg van de Oosterscheldewerken, een toename van deze planten plaatsvindt en of er maatregelen nodig zijn. De luchtfotografie wordt bij laag water opgenomen en na ontwikkeling direkt gei'nterpreteerd, waarbij de diverse soorten redelijk tot goed te onderscheiden zijn aan de hand van kleur en struktuur. Veldwerk verschaft gegevens over de biomassa en bedekking op een aantal selekte plaatsen. Deze monsterplaatsen worden in het veld met zelfregistrerende tachymeters ingemeten. De fotografie maakt het mogelijk over het opgenomen gebied te extrapoleren en de totale bio massa te berekenen (10). Zo is het mogelijk ook de niet verankerde soorten in een momentopname vast te leggen, hetgeen met alleen veldwerk zo niet on- mogelijk dan wel zeer arbeidsintensief zou zijn, te- meer daar het in een zeer körte tijd moet geschieden. Kwalitatieve m i 1 i e uk a r t e r i n ge n Van systematische metingen van de waterkwaliteit, waarvoor binnen de Rijkswaterstaat het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater (thansDienst Binnen- wateren/RIZA) verantwoordelijk is, bestond voor de Maas vanaf 1950 en voor de Rijn en Rijntakken vanaf 1953 een rapportage. Vanaf 1965 verscheen het uit- gebreidere 'Jaarboek der Waterkwaliteit van de Rijkswateren' (11, 12), dat naast veel tabellen alleen een overzichtskaartje van de bemonsteringspunten geeft. Dit jaarboek werd in 1972 opgevolgd door het kwartaaloverzicht 'Kwaliteitsonderzoek in de Rijks wateren' (13), waarin ook overzichtskaartjes van de meetresultaten voor een dertigtal hoofdpunten zijn opgenomen. In 1975 verscheen het eerste Indicatief Meerjaren- programma (IMP) Water (14). Hierin is niet alleen een inventarisatie gegeven van de aard en de ver spreiding van de verontreiniging in een groot aantal Nederlandse wateren, maar zijn ook normen ont- wikkeld waaraan de waterkwaliteit zou moeten vol- doen, en technische en wettelijke maatregelen be- sproken om de gewenste waterkwaliteit te kunnen realiseren. Maar bovendien is een konkreet plan ge- presenteerd van Verbeteringen die in de planperiode 1976-1979 gerealiseerd moesten worden. Het rapport bevat twee belangrijke kaarten op schaal 1 400. 000, waarvoor de gegevens zijn verzameld door het RIZA en de regionale waterbeheerders (provincies en waterschappen). De eerste kaart geeft de kwaliteit van het oppervlak- tewater in 1973 weer in een vijftal kleuren (van blauw is goed tot rood is siecht) en is gebaseerd op metingen van het biochemisch zuurstofverbruik, het zuurstofverzadigingspercentage en het gehalte aan ammoniumstikstof. Alleen de Noordzee en de Wad- denzee zijn buiten beschouwing gebleven. Verder zijn in zwart alle rioolwaterzuiveringsinrichtingen weergegeven, met vermelding van type (mechanisch, biologisch of chemisch) en capaciteit, alsmede alle woonkernen die er op zijn aangesloten, met de bij- behorende transportleidingen. In groen zijn toege- voegd alle voor de periode 1976-1979 geplande nieuwe zuiveringsinrichtingen en leidingen. Deze kaart is in iets gewijzigde vorm in 1976 opgenomen in de Atlas van Nederland (15) en in sterk vereenvoudigde vorm in onder meer de Bosatlas (16). De tweede kaart geeft een overzicht van het percen- tage woningen per gemeente dat op 1-1-73 is aan gesloten op een rioolstelsel. Ook deze kaart is, verkleind, in de Atlas van Nederland opgenomen. Het tweede IMP-Water is in 1981 versehenen (17). Hierin is het percentage rioolaansluitingen alleen nog in tabelvorm opgenomen, maar is de kaart met 48 KT 1986. XII. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 58