gedurfd wordt het oordeel te laten
Vellen door een amateur, niet ge-
hinderd door kennis van de geologie.
Hiertoe is eerst de Toelichting ter
hand genomen. Deze beschrijft, per
geologische periode, de in die tijd
gevormde afzettingen, na een alge-
meen overzicht waarin ook de be-
woningsgeschiedenis van het gebied
aan de orde komt. Door opname
van schema's met tijdsindeling en
van verklärende woordenlijsten
wordt veel gedaan om het gebodene
ook voor de leek open te leggen.
Daar slaagt men gedeeltelijk in,
deels omdat niet alle termen zijn
uitgelegd (marien, saltatie, para-
lisch, necropool, fluviatiel, hörst
en fibulae bijvoorbeeld niet), deels
door een gebruik van synoniemen
dat voor vakbroeders een welkome
afwisseling zal geven maar voor
niet-ingewijden verwarrend is (men
heeft het afwisselend over onder-
kant of basis van een formatie; door-
latendheid of transmissiviteit),
deels omdat de struktuur van met
name de besehrijving van de perio-
den door de vele verwijzingen in
de tekst wat ondoorzichtig blijft.
De zwart-wit kaartjes die de toe
lichting, naast diagrammen, illus
treren vormen niet het sterkste
deel van de kartografie, door inter-
ferentie tussen lijnelementen en
grofkorrelige rasters, gezette tek-
sten die de benoemde Objekten on-
voldoende 'dekken' en door onvol-
doende onderling gedifferentiherde
lijnelementen. Er zijn echter ook
goede uitzonderingen op, die het
gekarteerde gebied in een groter
kader naar voren halen.
De struktuur van de tekst zou wel-
licht verbeterd kunnen worden door
de overzichtsparagrafen aan het
einde van de hoofdstukken een meer
prominente plaats te geven, bijvoor
beeld door ze in een afwijkende let-
ter te zetten, samen met gegene-
raliseerde kaartschema's zoals de
hiernaast opgenomen figuur 39.
De besehrijving van de legenda-een-
heden in het zesde hoofdstuk is veel
duidelijker geschreven, en dat geldt
ook voor H7 en H8, resp. aan de
toegepaste geologie en aan een ex-
cursieroute gewijd. De kaart is
vervaardigd ten behoeve van de
weg- en waterbouw, funderingson-
derzoek, het opsporen en winnen
van water en andere delfstoffen,
planologie en milieubeheer, en
voor deze klanten wordt in H7 aan-
gegeven waar ophoogzand, indus-
triezand, leem en klei te vinden/
140
150
I60
11
170
winnen zijn, wat de mogelijkhe-
den zijn voor waterwinning, wat
de doorlatendheid van de onder-
grond is, en hoe de waterhard-
heid varieert. Deze ingenieurs
geologische interpretatie is hel
der geschreven; bijkaarten zoals
van de dikte van leem en veen
sluiten hier ook goed op aan. In
het laatste hoofdstuk wordt een
excursieroute aangegeven die
voert längs een aantal plaatsen
op het kaartblad waar de in de
tekst beschreven verschijnselen
of processen zichtbaar zijn, of
met een handboor 'boven water'
zijn te halen.
Op de hoofdkaart (professioneel
gedrukt door het ECI) staat een
körte toelichting afgedrukt die
nog eens de belangrijkste gege-
vens over de verschillende afzet
tingen in het gebied resumeert.
Dat is een zeer nuttige aanvulling.
Hoe het verloop van de csntouren
op de kaart, een aaneenschake-
ling van convexe of concaaf gol-
vende lijnen, bepaald wordt op
basis van de ene waarneming per
10 ha (40 mm2 op de kaart) ont-
trekt zieh aan de waarneming.
Het is ook niet de bedoeling van
de Toelichting daarover te infor-
meren. Waarschijnlijk geeft het
karakter van de afzetting - door
de wind of door beekjes bijvoor
beeld - aanleiding in bepaalde
richtingen uitwaaierende lineaire
of meer kompakte arealen af te
grenzen. Op de kaart worden,
zeker met de noodzakelijke maar
toch störende topografische onder-
grond, wat strukturerende elemen-
ten gemist. Zeker in dit gebied waar
Dommel en Beerze of hun 'voorlo-
pers' een grote invloed hadden op
het kaartbeeld zouden deze hydrogra-
fische dementen uit de basiskaart,
mits meer benadrukt, zo'n struk
turerende werking kunnen uitoefenen.
F. J. Ormeling
BASIC CARTOGRAPHY for Students
and Technicians, Volume 1. English
version. International Cartographic
Association, 1984, 206 pp. A-4
formaat. ISBN 90 70 310 058. Prijs
f 45,-.
AI in 1972 werd op het congres van
de Internationale Kartografische
Vereniging (ICA) in Montreal/Otta
wa het idee gelanceerd van een leer-
boek in eenvoudige taal met veel
illustraties en makkelijk om te zet
ten in andere talen. In 1984 ver-
scheen - in de Engelse taal - het
eerste van de twee delen. In het
tweede deel, dat nog moet uitko-
men, zal aandacht worden besteed
aan de topografische en thematische
kartografie, aan compilatie en gene-
ralisatie en aan computerkartogra-
fie. In het eerste deel hebben in-
ternationaal bekende auteurs bij—
dragen geleverd over de volgende
onderwerpen: de geschiedenis van
de kartografie (C. Koeman); het
terrein van de kartografie (K. H.
Meine); mathematische kartografie
(D. H. Maling); theorie van karto
grafische weergave en ontwerp
(B. ftouleau); technieken van kaart -
tekenen en het aanbrengen van
schrift (K. Kanazawa) en karto
grafische reproduktie (C. Palm).
Het is bekend dat het op vele plaat
sen in de wereld, met name in ont-
wikkelingslanden, moeilijk is om
aan goede kartografische leerboe-
ken te komen. Daarom moeten wij
dank verschuldigd zijn aan de ICA
voor het bijeenbrengen van de au
teurs en voor het publiceren van
deze vorm van leerboek. Aan de
deskundigheid van de auteurs valt
niet te twijfelen; ik zal daarom in
deze bespreking mijn aandacht
vooral richten op de wijze waarop
de deskundigheid is omgezet in
beeld en tekst en zal mijn opvatting
geven over de mate waarin aan het
doel van het leerboek is beantwoord.
Basic Cartography is inderdaad
rijkelijk geillustreerd. Er zijn vele
goede en zinvolle afbeeldingen op
genomen, welke zeker effektiever
zijn dan een reeks woorden. Maar
een leerboek zonder tekst is niet
mogelijk en het is jammer dat op
sommige plaatsen bij figuren geen
nadere uitleg wordt gegeven terwijl
dat eigenlijk wel nodig zou zijn. Dit
58
KT 1986. XII. 3