Minderheden op de kaart F.J. Ormeling jr. De topografische opname van toponiemen van taalkundige minderheden in West-Europa West-Europa kent een groot aantal verschillende lan den waarbinnen naast elkaar verschillende taalgemeen- schappen voorkomen, elk in hun eigen traditionele woongebied. In sommige landen, zoals Zwitserland, hebben die verschillende taalgemeenschappen dezelf- de rechtspositie. In andere landen is 66n van deze taalgemeenschappen de dominante (en zijn taal is de officigle landstaal), terwijl de andere talen een onder- geschikte positie innemen. Dat is bijvoorbeeld het geval in Nederland, waar zowel een Nederlandse als een Friese taalgemeenschap voorkomt, maar waar al- leen het Nederlands als nationale taal erkend is, en het Fries slechts een als regionale taal erkende posi tie heeft. De Friese taalgemeenschap is zo een voor- beeld van een taalkundige minderheid. Elke taalgemeenschap heeft zijn namen voor topogra fische Objekten in zijn woongebied en daarbuiten. Af- wijkende namen van Objekten buiten het eigen woonge bied noemt men exoniemen, mits men over die Objek ten geen soevereiniteit uitoefent. Voorbeelden van Nederlandse exoniemen zijn Rome en Parijs voor respektievelijk Roma en Paris. De Friese taalgemeen schap in Nederland kent afwijkende versies voor een aantal Nederlandse plaatsen en rivieren buiten het Friese taalgebied (bijvoorbeeld Utert voor Utrecht) en in het Nederlands zijn er eigen benamingen voor topografische Objekten in Friesland, zoals Leeuwar- den voor de plaats die de Friestaligen Ljouwert noe- men. De overkoepelende benamingen van alle aard- rijkskundige namen is 'toponiemen' en in het hier weergegeven onderzoek gaat het over de manier waar- op toponiemen in door taalkundige minderheden be- woonde gebieden op de topografische kaart van de be treffende westeuropese landen terecht komen. Het doel van het onderzoek was a) de officigle over- heidsstandpunten ten opzichte van de toponiemen van taalkundige minderheden te rekonstrueren aan de hand van analyse van topografische kaarten, en b) deze standpunten vervolgens te toetsen aan desbetref fende aanbevelingen van de Verenigde Naties en aan de bij het kaartgebruik te stellen eisen. De volgende soorten namen op kaarten zijn bestudeerd: de eigen- lijke toponiemen, de soortaanduidingen (zoals Fa- briek, School, Sluis, Waterzuiveringsinstallatie), af- kortingen, en de tekst in de kaartrand, zoals titel van kaartserie en kaartblad, legenda en verdere rand- informatie. Algemene procedures Voordat we toekomen aan een eventuele speciale be- handeling van minderheidstoponiemen is eerst een overzicht nodig van de algemene procedures die topo grafische diensten en West-Europa volgen, en daartoe is getracht een aantal representatieve voorbeelden te kiezen: de situatie in Groot-Brittannie, Zweden, Belgig en Zwitserland. In Groot-Brittannig wordt de keuze van de naamversie van toponiemen en de spel- ling ervan bepaald door de plaatselijke traditie. Ook al klopt de schrijfwijze van een toponiem niet met de officigle Engelse of Welshe spellingsregels, als men plaatselijk aan een bepaalde schrijfwijze gewend is, dan wordt die op de kaart ook aangehouden. In Zweden is er een procedure gegroeid waarbij alle namen die in het terrein door topografen verzameld worden al sedert 100 jaar naar het Plaatsnamenarchief, een taalkundig instituut in Uppsala, worden gestuurd. Die instantie geeft een advies over de juiste schrijf wijze, en dat wordt praktisch altijd door de karte- ringsdiensten opgevolgd, ook al bestaat daar geen wettelijke verplichting voor. In Belgig is er wfel zo'n verplichting. Daar bestaan koninklijke commissies voor toponymie en dialecto- logie (KCTD) voor de verschillende taalgemeenschap pen en zij adviseren het Nationaak Geografisch Insti tuut aangaande de spelling van namen in hun eigen taalgebied. De konfrontatie van de taalgemeenschap pen heeft hier geleid tot een ver doorgevoerde regu- lering: er is precies vastgesteld wie de spelling der namen standaardiseert en hoever de bevoegdheden van de KCTD's zieh uitstrekken. Ruimtelijk gaat dat in de regel tot aan de taalgrens, een op grond van getal- matige verhoudingen tussen de leden van de taalge meenschappen vastgestelde grens. Er is in Belgig dus al sprake van een zekere decen- tralisatie. Die is nog verder doorgevoerd in Zwitser land: elk kanton kent daar een kantonale nomenclatuur- commissie welke de schrijfwijze van namen uit dat kanton ten behoeve van de kantonale opnemingsdienst (en uiteindelijk ook van de Zwitserse topografische dienst) vaststelt. Procedures ten opzichte van toponiemen in minderheidsgebieden Vervolgens is nagegaan in welke mate de behandeling van geografische namen uit gebieden bewoond door taalkundige minderheden afwijkt van de procedures die eiders in de betrokken landen worden gevolgd. Niet alle taalkundige minderheden in West-Europa zijn in het onderzoek betrokken - er moesten kaarten beschikbaar zijn om de ontwikkeling van de schrijf- KT 1986. XII. 4 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 21