Procedures voor de minderheidsgebie den per land wijze der namen in de loop van de tijd op na te kunnen gaan, en er moest tevens sprake zijn van ook voor een taalkundige leek waarneembare verschillen in schrijfwijze tussen de minderheidstaal en de domi nante taal in een land. Daarom vielen onder andere de Galicische, Oceitaanse en Piemontese taalminder- heden af. De overgebleven, wfel onderzochte minder- heidstaalgemeenschappen zijn in figuur 1 afgebeeld: de Ierse, Gaelische en Welshe op de Britse eilanden, de Baskische en Catalaanse in zowel Frankrijk als Spanje, in Frankrijk ook de Bretonse, Nederlandse, Duitse en Corsicaanse, in Belgiö de Duitse (de Neder landse en Franse taalgemeenschappen in Belgie hebben gelijke rechten), in Nederland de Friese, in de Bonds- republiek Duitsland eveneens de Friese en ook de Deense, in het koninkrijk Denemarken de Faer^erse, Groenlandse en Duitse, in Noorwegen en Zweden zo wel de Finse als Samische Lapse) en in Finland naast de Samische ook een Zweedse taalminderheid. In de DDR komt de Sorbische taalminderheid voor, in Oostenrijk de Sloveense en in ItaliS Sloveense, Duitse en Franse taalminderheden. Vanaf het begin van de nationale topografische karte ringen in deze gebieden is nagegaan op welke wijze de toponiemen uit de minderheidstalen zijn vertekend, aan de hand van hun weergave op opeenvolgende kaart- edities. Europa is een ideaal gebied voor een derge- lijk onderzoek omdat er al lang topografische kaar- ten worden vervaardigd (voor Frankrijk al vanaf 1760) en omdat er door zoveel oorlogen en grenswij- GRÖNLAND (dän.) tfaringisch sorbisch galegtsch Figuur 1. Ligging van de onderzochte minderheids- taalgebieden in Europa. zigingen steeds nieuwe minderheden optraden. Gebie den als de Elzas of Istri8 met hun vele soevereini- teitswisselingen zijn daarvan goede voorbeelden: na 1800 was IstriS Frans, Oostenrijks, Italiaans en Joegoslavisch; de Elzas was Frans, Duits (1870-1918), Frans, Duits (1939-1944) en weer Frans. Hoewel grootschalig kaartmateriaal van hun woonge- bied niet toegankelijk is, is ook de Sorbische minder- heid in de DDR onderzocht. Dat is gedaan om de be- handeling van deze Slavische minderheid door duits- taligen met die van de Slovenen in Oostenrijk te ver- gelijken. De zweedstalige gemeenschap in Finland, die volgens de wet gelijke rechten heeft als de fins- talige, werd onderzocht om een vergelijking met de positie van de finstaligen in Zweden mogelijk te ma- ken. De resultaten van de kaartanalyses zijn gekon- troleerd aan de hand van uitkomsten van een enquöte waarop alle westeuropese topografische diensten met uitzondering van die van Frankrijk en de DDR ant- woordden. Om na te kunnen gaan op welke wijze toponiemen uit de minderheidstalen zijn vertekend is een indeling ge- maakt in a) ongewijzigde namen, b) aan de meerder- heidstaal aangepaste namen (bijvoorbeeld door toe- voeging van elementen uit deze taal aan de oorspron- kelijke naam), c) in de meerderheidstaal vertaalde namen en d) nieuwe namen in de meerderheidstaal. Voör een aantal representatief geachte proefgebieden zijn op de kaart de aandelen bepaald van de toponie men die vallen in de hierboven onderscheiden kate- gorieSn. Wanneer dat voor verschillende perioden of opeenvolgende kaartversies is gebeurd dan kunnen uit die cijfers bepaalde trends worden afgelezen. Niet voor alle Minderheidsgebieden kon de evolutie van de namen op kaarten worden nagegaan, met name däär niet waar, zoals in Noord-Scandinavi8, nog slechts 66n editie van een grootschalige topografische kaart aanwezig was. Niet alleen de geografische na men binnen het kaartkader kunnen in de minderheids taal zijn gesteld; dat geldt ook voor de overige tekst op het kaartblad. Want als overheidsprodukt zijn de kaart en tevens legenda, kaarttitel en overige rand- informatie bijna altijd alleen in de door de overheid gebruikte taal gesteld. De Britse eilanden zijn historisch interessant omdat men hier voor het eerst de procedure volgde dat bij het optekenen van namen door topografen deze de spelling ervan door plaatselijke autoriteiten moes- ten laten kontroleren (dat gebeurde in Frankrijk van af 1760 ook al) die hiervoor tevens moesten tekenen. Vanaf 1835 waren daar speciale voorgedrukte formu lieren voor. Bij de kartering van Wales betrok men vanaf 1830 ook Welsh-sprekende personen ten behoeve van het vaststellen van de juiste spelling van topo niemen. Voor de meer bekende topografische Objekten buiten het Engelse taalgebied gebruikte men de ver engeiste naamvormen, 'en men liet het aan de Welsh of Iers-sprekenden over, kaarten in hun eigen taal te maken zo ze die al nodig hadden' (AUROUSSEAU, 1957, p. 77). In de Ierse republiek neemt men de tijd om de daar volledig verengeiste naamvormen op de kaart weer te 20 KT 1986. XII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 22