en opeens vandaan zijn gekomen. Zoals reeds eerder
vermeld: deze theorieen zijn via enkele neven-weten-
schappen binnengehaald en aangepast aan de kartogra-
fische omstandigheden. In de volgende paragrafen
zullen de belangrijkste van deze theorie-'leveranciers'
nader belicht worden.
Fi 1o s ofi e
Vooral door het werk van Cassirer (1955) en Polanyi
(1963) is de buitenwereld geattendeerd op de bijzonde-
re plaats die kaarten innemen als methode om de we-
reld om ons heen te beschrijven. Polanyi schrijft:
"the map is a complex System of spatial and percep-
tual Information. It is unique in the way that no other
graphic language can give such a representation" (De
kaart is een complex systeem van ruimtelijke en
waarneembare informatie. De kaart is in zoverre
uniek dat geen enkele andere grafische taal een derge-
lijke weergave tot stand kan brengen). Kaarten kunnen
onder meer door hun 2-dimensionele beschrijving van
de ruimtelijke relaties tussen Objekten gebruikt wor
den voor bijvoorbeeld navigatie en landmeetkunde,
iets wat niet mogelijk is met uitsluitend geschreven
taal.
Ruimtelijke weergave van een landschap door middel
van een kaart in de hersenen van de mens is volgens
Cassirer van cruciaal belang voor de ontwikkeling van
het menselijk intellekt. Welke invloed hebben kaarten
dan wel op het voorstellingsvermogen van de mens
Zijn kaarten in staat dit te veranderen? Bei'nvloeden
kaarten het ruimtelijk gedrag van mensen Deze vra-
gen worden onder meer door de psychologie bestu-
deerd.
Psychol ogie
Deze wetenschap is reeds lang gei'nteresseerd in de
invloed die ruimte op het menselijk (of dierlijk) ge
drag heeft. Tolman (1948) deed experimenten met rat-
ten om hun aanpassingsvermogen aan een verändern
de omgeving te onderzoeken. Hij veronderstelde dat
de wijze waarop de ruimte in de hersenen wordt opge-
slagen gestruktureerd is en noemde deze struktuur
een 'cognitive map'. Dit is een abstrakte voorstelling
van de omgeving, die voor ieder mens of dier afzon-
derlijk zal verschillen. Tolman toonde aan dat bij een
verandering van omgeving de 'cognitive map' tevens
verändert. De vraag is echter: hoe snel verändert
deze en hoe wordt het dagelijkse gedragspatroon er
door bei'nvloed
Hoe kognitieve kaarten met de tijd veranderen, was
het onderwerp van een beroemde Studie van Piaget en
Inhelder (1967). Zij onderzochten dit vraagstuk door
met vaste tussenpozen dezelfde proefpersonen onder
andere hun 'cognitive map' van een voor hen vertrouw-
de omgeving te laten tekenen (zulke grafische voor-
stellingen van een 'cognitive map' worden ook wel
'mental maps' genoemd). Vooral bij opgroeiende kin-
deren (2-10 jaar) konstateerden zij duidelijke fasen in
de ontwikkeling van hun 'cognitive map'. Deze strek-
ten zieh uit van het leren kennen van simpele topolo-
gische relaties tussen Objekten (dichtbij, veraf, naast,
boven enz.tot en met moeilijker te bevatten begrip-
pen als perspektief.
'Mental maps' zijn van groot belang voor kartografen
omdat deze bevestigen dat ieder mens een eigen gei'n-
terpreteerde, en daardoor vervormde voorstelling
van de wereld om zieh heen heeft. Leeftijd, geslacht,
beroep en kulturele achtergrond zijn enkele voorbeel-
den van faktoren die de pereeptie en daardoor het
ruimtelijk voorstellingsvermogen van de kaartlezer
kunnen bei'nvloeden.
Zowel Psychologen als (sociaal) geografen (Gould
White, 1976: Golledge Rushton, 1976; Downs
Stea, 1977; Lloyd Steinke, 1984) bestuderen 'mental
maps', waarbij de geografen vooral gei'nteresseerd
zijn in de wijze waarop 'mental maps' het ruimtelijk
gedrag van de mens bei'nvloeden. Hun resultaten dui-
den op de invloed van 'cognitive maps' op zaken als
migratie, keuze van nederzettingen en routes in het
dagelijks leven.
De studie van 'mental maps' maakt tevens duidelijk dat
bepaalde markante Objekten längs de kant van de weg
van groot belang zijn voor de oriSntatie van de wegge-
bruiker. Deze Objekten zijn lang niet altijd op een
kaart opgenomen (bijvoorbeeld een opvallend gevormde
boom of een kleurrijke reklamezuil). Het droeve feit
voor kartografen is dat het nagenoeg onmogelijk is om
een keuze te maken uit al die Objekten die voor ieder
persoonlijk van belang zijn. Wat zij echter wel van dit
resultaat kunnen leren is dat de traditionele Symbolen
die op een wegenkaart gebruikt worden lang niet altijd
het door de kaartmaker beoogde effekt op de kaartge-
bruiker hebben.
VOOR 1967
1967 - 1980
1980 - HEDEN
geografie
kartografie
geografie
kartografie
Psychologie
filosofie
semantiek
informatieleer
geografie
Psychologie
filosofie
kartografie PT seman,lek
I I - informatieleer
automatisering
Figuur 6. De plaats van de kartografie ten opzichte
van de geografie en de invloed van andere wetenschap-
pen op de kartografische theorieen.
Semiologie
Deze tak van de wetenschap bestudeert het gebruik
van (grafische) Symbolen en hoe deze door het mense
lijk brein worden geanalyseerd. Door middel van sti-
mulus-respons-onderzoek tracht men de duidelijkheid
van Symbolen te bepalen (Castner Lywood, 1978;
Gilmartin, 1981; Bailey, 1984; Castner, 1984). On-
derzocht wordt hierbij onder meer hoe lang het duurt
eer een kaartlezer begrijpt wat de Symbolen op een
kaart betekenen; hoe de rangorde van de Symbolen
wordt gei'nterpreteerd (met andere woorden of bepaal
de Symbolen er meer 'uitspringen' dan andere), hoe
lang het oog op de afzonderlijke Symbolen gefixeerd
30
KT 1986 XII. 4