kognitie binnen de kartografie op een wat vage wijze als volgt uit: "(it is) the acquisition of new knowledge about phenomena through spatial-temporal research into natural and social phenomena" ((het is) de ver- werving van nieuwe kennis over fenomenen door ruim- telijk-temporeel onderzoek naar natuurlijke en socia le fenomenen). Het leerproces ('acquisition of know ledge') Staat dus centraal in deze nieuwe omschrijving van het wezen van de kartografische kommunikatie. Het sinds de jaren vijftig aan de gang zijnde onderzoek naar 'cognitive' en 'mental maps' sluit uiteraard nauw aan bij de nieuwste ontwikkelingen binnen de karto grafie. Door de opkomst van de Computer gaat dit ge- paard met het gebruik van de nieuwste automatise- ringstechnieken (Olson, 1979 en 1983) en resultaten worden onder andere gebruikt voor 'Artificial Intelli- gence' computermodellen waarmee men bepaalde menselijke ruimtelijke beslissingen tracht na te bootsen. Een stroming die v66r de kognitieve theorieSn op- kwam maar weinig navolgers heeft gekregen is die van de analytische of kwantitatieve kartografie (Tob- ler, 1976, 1979). Het feit dat de artikelen in deze richting zelfs voor een wiskundige waarschijnlijk moeilijk te volgen zijn en dat de meeste aandacht uit- gaat naar de informatie voordat deze op een kaart wordt weergegeven, zal hiervoor verantwoordelijk zijn. Toekornst Door de opkomst van geografische informatiesyste- men (GIS), toepassingen van satellietbeelden en goed- kope personal Computers, krijgt de automatisering een steeds belangrijkere plaats binnen de kartografie. Het zal onder andere aanleiding geven tot een herwaar- dering van de plaats van de kaartmaker in het oor- spronkelijke model van Kolaöny (figuur 4): door de nieuwste automatiseringstechnieken versmelten deze twee onderdelen; de kaartgebruiker krijgt immers alle mogelijkheden om zelf kaartmaker te worden. Het leerproces dat de kaartlezer ondergaat (en dat voor de kognitieve onderzoekers zo belangrijk is) wordt door deze verandering teruggebracht tot het leren van eigen fouten: de kaartmaker 'weet' nu het- zelfde als de kaartlezer. Wat in het model van Kolaöny als een utopie wordt beschouwd (namelijk dat de perceptie van de kaartmaker en kaartlezer bij een grotere overlapping tot duidelijker kaarten zou kunnen leiden) kan nu bereikt worden zonder dat er echter van een verbeterde kaart sprake is. Deze nieuwste ontwikkeling zal voor de kartografie onder andere betekenen dat zij een meer edukatieve rol bin nen de maatschappij moet gaan speien (vooral binnen Scholen en universiteiten). Het (kognitieve) onderzoek blijft voorlopig nog centraal staan in de wetenschappelijke kartografie (Board, 1983). De automatisering krijgt echter een steeds grotere invloed, wat een toenemende belangstelling voor de praktische/technische kant van de kartografie met zieh meebrengt (Olson, 1983). Konklusie Gedurende een periode dat ook op heel andere gebie- den dan de kartografie de drang naar erkenning en 32 zelfstandigheid tot uiting werd gebracht, werden kar- tografen zieh eind jaren zestig bewust van de unieke plaats die kaarten in het kommunikatieproces innamen. Dit was de voornaamste aanleiding tot de ontwikkeling van theoretische modellen die de kartografie niet al- leen onafhankelijker maakte van de geografie maar haar tevens een ondergrond gaven voor een gestruktu- reerd onderzoek naar wijzen waarop de kaartinforma- tieoverdracht verbeterd zou kunnen worden. De basis voor deze modellen werd in diverse weten- schappen buiten de geografie gevonden (zoals bijvoor- beeld filosofie, Psychologie en informatieleer). Het is vooral door de inzet van Board en Kolaöny dat de theo rieSn van deze wetenschappen in voor kartografie bruikbare ideeSn werden omgezet. Dat hun werk er kenning kreeg van de internationale kartografische wereld mag blijken uit de in 1972 opgerichte 'Com- mission on Cartographic Communication' binnen de 'International Cartographic Association'. In 1984 is deze Commissie weer opgeheven; ervoor in de plaats kwam onder meer een werkgroep 'Concepten en me- thodologie van de kartografie'. In de jaren die na dit pionierswerk volgden werden de diverse onderdelen van het kommunikatiemodel verder onderzocht waarbij de nadruk vooral werd gelegd op de informatieoverdracht (symboolgebruik, kaartont- werp enz.Uiteindelijk bleken de resultaten die hier- mee gehaald werden echter niet aan de verwachtingen te voldoen. Halverwege de jaren zeventig was er een körte opbloei van de analytische kartografie, een richting die de kwantitatieve zijde van de kaartinhoud benadrukte. Deze nieuwe richting kreeg echter weinig steun. De laatste vijf jaar valt er een kentering binnen de kommunikatie 'school' waar te nemen, waarbij de aan dacht voor de informatieoverdracht op de achtergrond raakt en men zieh vooral gaat interesseren voor de uitwerking die de kaartinformatie op de kaartlezer heeft. Deze kognitieve trend houdt zieh voornamelijk bezig met de resultaten en vraagstukken die door het onderzoek naar 'cognitive' en 'mental maps' opgewor- pen zijn. Gedurende de afgelopen jaren is de band tussen de geografie en de kartografie weer versterkt. De weten- schap die de kaart als niets meer beschouwde dan een model voor haar eigen theorieSn is toch niet los te zien van de kartografie. De afgelopen 20 jaar heeft echter bewezen dat de kartografie ondanks die onver- mijdelijke band wel degelijk eigen benen heeft om op te staan (figuur 6). Nog steeds hangt er om de theoretische kartografie een aura van iets dat alleen voor ingewijden bestemd is. Dat is jammer aangezien een volledig begrip van wat een kaart is en wat hij bij de gebruiker teweeg- brengt niet alleen door de vervaardiging ervan ver- duidelijkt wordt. Een betere kennis van de kommuni- katietheorieSn en van de kognitieve aspekten van het kaartlezen maakt duidelijk dat de kaart een unieke plaats binnen het kommunikatieproces inneemt. Het is te hopen dat men zieh meer en meer bewust gaat wor den. N o o t Drs. F. J. Holsmuller heeft na de kartografiestudie in KT 1986 XII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1986 | | pagina 34