is voor het gestelde doel. Dit doel
is het vervaardigen van een instru-
ment ten behoeve van het natuurbe-
houd in het kader van het ruimte-
lijk beleid. De te behouden natuur
is niet alleen de vegetatie, maar
het komplexe ecosysteem, waarbij
een komplexe legenda past.
Het resultaat is een gedetailleerde
kaart waarop landschapselementen
groter dan 0, 25 ha afzonderlijk
zijn ingetekend. Een groot gemis
is het buiten de kartering blijven
van militaire oefenterreinen. Op
deze zeer uitgestrekte gebieden be-
vinden zieh vaak nog aanzienlijke
natuurwaarden. Deze uitsluiting
wordt niet expliciet genoemd of ge-
motiveerd. Vervolgens wordt de
kaart gewaardeerd volgens drie
klassen: biologisch zeer waardevol,
biologisch waardevol en geringere
biologische waarde. In de kleuren
donkergroen, lichtgroen en wit le-
vert dit een duidelijk en overzich-
telijk kaartbeeld op. Het is echter
niet duidelijk waarom voor de
term 'biologische' waarderings-
kaart is gekozen. Want de biologi
sche kwaliteit is slechts een van
de vier kriteria waarmee de waar
de werd bepaald. De andere krite
ria: zeldzaamheid van de karte-
ringseenheid, de kwetsbaarheid en
de vervangbaarheid, zijn land-
schapsecologische eigenschappen.
Ecologische waarderingskaart zou
de inhoud beter dekken. Wellicht
is de keuze mede bepaald door de
politieke besmetting van het
Franstalige 'Geologie'.
Bij elk kaartblad wordt een verklä
rende tekst gepubliceerd die door
de terreinonderzoekers is opge-
steld. Ook hier blijkt dat in feite
voor de landschapsecologische be-
nadering is gekozen. Kort en dui
delijk wordt de samenhang ge-
schetst van de biotische en abioti-
sche komponenten in de landschap-
pen die het kaartblad omvat. Aan
het eind wordt een globale evalua-
tie gegeven en worden de bedrei-
gingen genoemd.
Een Algemene Verklärende Tekst
begeleidt de Biologische Waarde
ringskaart als geheel. Daarin
wordt verantwoording afgelegd van
de toegepaste methode en de theo
retische achtergronden. Onver-
bloemd worden daarin de tekorten
genoemd die het gevolg zijn van de
pragmatische aanpak. De grote
Verdienste van dit ambitieuze pro-
jekt is, dat het niet in methodolo
gische en theoretische diskussies
is blijven steken, zoals met de
milieukartering in Nederland is
gebeurd in het begin van de jaren
zeventig. Gezien de beperkte ken-
nis van relaties in en tussen eco-
systemen, is het onvermijdelijk
om met veel gebreken aan het werk
te gaan. Daar is moed voor nodig.
Het resultaat laat zien dat voor
natuurbehoud en ruimtelijk beleid
informatie is geprodueeerd waar
niemand meer omheen kan. Te-
vens is een case geprodueeerd
waar veel kreatief denkwerk in zit,
dus voer bevat voor methodologen.
Jacques T. de Smidt
GOTHAER GEOGRAPHEN UND
KARTOGRAPHEN. Beiträge zur
Geschichte der Geographie und
Kartographie. Herausgegeben von
Gottfried Suchy. Gotha: VEB Her
mann Haack, 1985. 144 pp.
Prijs: DM. 8,80.
In 1985 Vierde het bekende uitge-
vershuis VEB Hermann Haack
Geographisch-Kartographische
Anstalt Gotha (voorheen J. Perthes)
het 200-jarig bestaan. In 1785 was
Justus Perthes met de uitgave van
genealogische overzichten voor
zichzelf begonnen. Na 1793 volg-
den geografische werken: karto-
grafisch geillustreerde reis- en
landbeschrijvingen en in 1809
kwam de eerste atlas uit. De zwa-
re kritiek op deze eersteling heeft
een verdere ontwikkeling gelukkig
niet gestopt. De kartografische
wijze waarop in Gotha gedurende
de 19e eeuw de resultaten van een
opbloeiende geografische weten-
schap wereldkundig werden ge-
maakt, is door uitgaven als de
Stieler Atlas en Petermanns Mit
theilungen fameus geworden en
zette toentertijd de kartografische
trend.
Behalve aan de voortgang van de
geografie die, gevoed door vele
ontdekkingsreizen, de kartering
van de witte plekken op aarde mo-
gelijk maakte, was dit succes te
danken aan de idee dat de gehele
produktie in eigen huis diende te
gebeuren.
De concipiSring, de verzameling
van gegevens, de redaktie, het
tekenen, het drukken en binden
vonden, op een enkele uitzondering
na, in Gotha plaats.
Door de kombinatie van weten-
schap en onmiddellijke praktische
toepassing in de uitgaven, ontwik-
kelde de uitgeverij zieh tot een ge-
ducht geografisch informatiecen-
trum dat zelf wetenschappelijke ge
gevens en talenten aantrok.
Steunend op deze traditie bleef
Perthes ook in deze eeuw een voor-
aanstaand uitgever van atlassen,
geografische literatuur en leermid-
delen. Wel raakte zij tussen de
wereldoorlogen in geopolitiek vaar-
water maar waste zieh hiervan,
volgens de eigen geschiedschrij-
ving, weer schoon in 1945; of
eigenlijk pas goed in 1952 want
toen keerde de laatste private eige-
naar de DDR de rüg toe en nam de
boeren- en arbeidersrepubliek de
uitgeverij in eigen bezit. Justus
Perthes werd omgedoopt VEB Her
mann Haack Geographisch-Karto
graphische Anstalt Gotha, naar het
toenmalige hoofd van de firma,
Hermann Haack.
Thans heeft Haack het staatsmono-
polie van de vervaardiging van kar
tografische leermiddelen. De fir
ma behoort, met name dankzij de
wandkaarten en de Haack Weltatlas,
tot de vooraanstaande Europese
kaartproducerende instellingen.
Over de uitgeverij is in de loop van
haar lange bestaan veel geschre-
ven, vooral over de produktie en
de Produkten. Omdat bij zulke histo-
riografie het persoonlijke vaak
enigszins ondersneeuwt, is bij dit
jubileum een boekje over de produ-
centen versehenen: vijftien van hen,
de meeste in dienst van de uitgeve
rij, sommigen als adhoc-medewer-
ker daaraan verbonden, zijn ge-
portretteerd. Kriterium bij hun
selektie, was het baanbrekende as-
pekt van hun werk. Hoewel de
meesten van hen - immers in
dienst- aan meerdere uitgaven
meewerkten, noem ik hier bij de
geportretteerden alleen hun bekend-
ste c. q. belangrijkste werk.
Justus Perthes, grondlegger, die
nog wel de voorbereidingen maar
niet meer de uitgave van de best-
seller, de Stieler Atlas, in 1817
meemaakte. Adolf Stieler, advo-
kaat, tekenaar en leraar Steide
deze handatlas samen, een werk
met een optimale uniformiteit en
een minimale prijs.
Johann Cristoph Bär pleegde ver-
schillende geodetische opnamen en
zette het werk aan de Stieleratlas
voort, samen met Carl von Hoff,
bekend van zijn boek over Das
Teutsche Reich, een, voor die tijd
nieuwe, politieke geografie van de
KT 1986 XII. 4
55